dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

30.8.09

Overwinning op ik

Mezelf voorbij ben ik
geen meer zijn ben ik
ik ben minder dan ik
ik ben ik zonder ik
ik ben ik wat minder
zoveel ik ben ik nog
nooit geweest zonder ik

27.8.09

Op zoek

Een plaats waar vandaan
je gewoon weg kunt gaan
uitsterven gelijk doven
zintuigen laat beloven

dat bekorten kan bekoren
met eindeloos verstoren
van eeuwig verkeerd staand
spiegelen in te watergaand

een nalatend kringspoor
erfgenaam dempend teloor
niets beschrijvend meer
vergetend keer-op-keer

welk beeld zichzelf herschiep
en radeloos over 't water liep

Weer eens verkeer

van hot naar her raast alles door
rijdt voor staat stil en trek op
komt daar waar de tijd verraad
dat te laat zijn zichzelf verklaard
schoorvoeterend op de doorgang
van de afgang komt de reiziger aan
met klokken van het verloren uur
ontstolen door bekrachtigd stuur
draait alles door bij voorkeur stil
op de abs bekorte remweg weg

26.8.09

het botert niet

Geshaked tussen mij en zuur gezicht
klontert uitgezakt en raakt verdicht
mijn mond verschraalt zoals bij elk
botert 't niet tussen mij en karnemelk
de zuurpruim die beroert inziet
dat geschift zijn ook verdriet

gebrand als ik ben op

ik ben even uitgeweid in die zin
dichter bij mijn wederhelft
een andere zijde van mezelf

ik ben gebrand op leven in
niet voor eventjes maar welft
meer in zoals ik delf

uitgediepte kennisbron
lavend aan mijn latente zijn
luimer ik hier in de zon
laat ik wel zijn dat is fijn

Leef gewoonlijk

Wakker worden
de achtertuin
het groen en daar
nodig wat aan doen

op zichzelf staan
maakt daar een punt
van langdurig stilstaan
je hoort de adem
door de bomen gaan

de zon zittend
op een oude stoel
moet verder gaan
terwijl alles stilt
hongert de schaduw
naar slapen gaan

Zoek

Ik heb zoveel dat ik er zelf
niet meer bij kan zelfs
van binnen uit bezien ben ik
mezelf niet meer dan dat ik
mezelf herken met wie ik ben
in zoverre ben ik mezelf
dan ook zoek in het rijk van
binnen dat ik
niet eens meer
met wie ik ben
ik bij mezelf
pas

24.8.09

Té zijn

Te zijn met wie ik ben
wil niet zeggen dat ik er ben

ben ik ook niet waar ik zijn moet

maar op een dag vind je gewoon
met wat je jaren te gezocht vond

21.8.09

delven heet zoiets

Ik heb mezelf een graf gegraven
delven heet zoiets gelijk een schat
onuitputtelijk geraken in een schuttersput
zitten omdat je daarin uitgeput zit

ik heb daar een grafschrift gedicht
staal op steen hardop hard gezegd
zat gebeiteld met mezelf van binnen
daar binnen zat ik in de put

op slag van doden doodde ik de tijd
klap na klap heb ik verkocht om gram te halen
er werd gekerfd en gefit ieder woord gewikt
uiteindelijk ben ik er uit gekomen

het was het schrift de schrift het woord
het hoge woord kwam zwaar eruit
gebeiteld stond ik in die zin
woord voor woord gespeld daarin

er moest nog wel een punt gezet
gescoord heet dat gewoon in spreektaal
een ander woord voor winnen
ik won het punt gezet in steen

met een been in mijn graf
brak middendoor de zin
de leus is't heus ik heb toen maar
tot slot mijn graf gedicht

Geduld is op (de pof)

Ik was versteld, wat draadjes los,
geraakt, het trof me. Zo pasklaar,
bijna spiegelbeeld. Ik zag meneer
perfectie wel even zitten. Stiekem
verscholen. Gebukt onder teveel

zelfvertrouwen liep de zaak uit,
hij was toch al gesloten, er viel
een sleutel aan de verkeerde kant
uit het slot.er was een hoop
gebroken, scherven brengen nu

eenmaal brood op de plak,
terugkijkend zat er een steekje
los, daar ben dus geen steek mee
opgeschoten, dit vers had beter
niet gedicht, achterwege kunnen
blijven, niet dat het er veel

toedoet maar als je het afdraagt
raakt het ook versleten.daar raken
mensen radeloos van. Ik heb
behoefte aan wat rijggaren.

20.8.09

Je staarde

Liefelijk beeld het wielweb
in je haar berijpt en wel
doorbroken
draaide een rad voor mijn ogen

ik zag het aan zoals je seizoenen
aanziet komen en vergaan
ergens had teloor
tussen moeten staan

19.8.09

Verfrissend of verversen

De trein had naar haar toe
ernstiger vertraging
om toch op tijd het hoe
aan te horen wat verging

Nooit te laat is vermeldenswaard
dat mn verlate liefde verder gaat
zonder omhaal zij toch bedaart
bezwerend vertaalt hoe't haar staat

Zonder mij de deur te wijzen
met voor ons gesloten blijven
haar toegang gaf tot najagen

Van haar eeuwig nieuw belagen
behagelijk smachten naar lijven
vers van lever tegen d'r vergrijzen

18.8.09

Een zee van verwijden

Meedeinen tot je er in oplost
golf na golf zien wegebben

of toch een vloedgolf vol
overspoelen je stoutste
verwachtingen lossen

alle eindeloze vergezichten
die jezelf opgelopen hebt

geen dal zo diep of kruint
omslaand tot koppie onder
probleemloos tijloos zijn

Alles! Van meet af aan.

Wanneer ik de scepter over Noord Holland zwaai
komt Amsterdam weer boven drijven
daalt het peil tot NAP nabij het IJ.
Verzilt in een onderstroom het NZK waarmee
gezegd een afkorting voor staat bij doodtij.
Haar havenmond verscheept tot voorbij IJmuiden,
komen pieren uit haar slokdarm weer tot leven
als golfbrekers.
Ik zie wars van overleven ook een schoot vol water,
grachtengordels snoeren daarin samen tot riem onder het stinkend hart.
Wat overdreven overstelpt met vreemde eenden, kapitaal dat van de gevels druipt.
Kon eerder daar nog geen bouwvakker zijn mond voorbij praten,
loopt nu de yup met zijn gulp wagenwijd open tol te betalen.

Op mijn geboortegrond groeien nu weelderig de allochtonen
onverstaanbaar op. Onverstoorbaar ook wordt ieder oor
in vreemde talen te luister gezet.
Ten toon gespreid in schotelantennen op alleen ontvangen ingesteld
van een afzender die nooit de mond snoert in den vreemde.
Een moederland wordt zo binnen de landsgrenzen bereikt

Het ouderlijk huis gaat verlegen schuil
achter hermetisch dicht getrokken gordijnen.
Geen woord gerept over omgetoverde pleinen.
Daar waar afbraak in een opbouwwijk hertaald.
De nering niet meer bestaat, en Confucius nog waakt
over de stenen bakbeesten die een ruïne waren
ter nagedachtenis van Inca-dromen.

Zelfs de Paardenkastanje heeft het afgelegd,
geen weet meer van de schaduwdagen,
waaronder ik speels schuilging boodschappen halen.
Een gesneden Rotterdammer, hoog gerezen was witbrood
dat we thuis braken. Melk werd om de hoek geschonken
in vliegtuig -aluminium- kannen. Het zelfbeeld wordt aangetast
bij het vertrek met achter laten van de Eendracht - polder
waar we mammoettanden opgroeven,
liggen nu dieper nog mijn gedachten opgesloten.

Een urn,
bevat de vervlogen as waar nu nog wolkenvelden verwaaien
met huisvesten van aangewaaide woonbehoeften.
Ik las van moord en brand in Geuzenveld, pal naast de plek
waar ik getogen ben en kinderlijk genoeg ook peuter was.
Geen hand voor ogen geeft mij weer hoe deze gebroken spiegel
omslag heet van het verleden begraven in Slotermeer.

Ik voel me opgeofferd aan de tand wat afgeknaagd vervagen
van mijn moedersbeeld dat hier gerokt de vorige eeuw uitwaadde.
Verraden door de kust en keur die een hoofdstad opzadelt in mijn geweten.
Onherkenbaar geweten loop te koop tegen de hoop van dit uitdijend geweld
dat de jeugd ontstolen achter laat met dagdromen
in een rozenperkje uit het verleden. Herinner me rieteilanden met meisjeshanden
overspeelt verlangen waar niemand ooit onkreukbaar terugkwam. Onherstelbaar
van de jeugd genezen in wierrook en andere slaafse middelen opging.

Daar waar ik geschramd met pleisters afgeplakt het huis verliet,
om te achterhalen wie ik daar achterliet. Kom ik wat bekaaid af.

Als jongen van nog geen twintig jaar
het leven liet met tol betalen
van een vlucht naar het verleden.
Maar gelukkig zie ik een kraaloog genieten
met een knuist vol verlangen en ravenzwart haar
waar eerst een kaaskop stond
die sprekend op mij lijkt met naspelen
wie ik daar achterliet.

De tijd gaat niet verloren maar wordt herboren
in een andere welstaat van beleven in een uitgestoken
jongenshand.

En
ruil Noord Holland in voor een noorderlijk gelegen deel van Holland,
voor mezelf sprekend.

werp nu eens wat vruchten af

De tijd rijpt onder mijn handen
het vlees wordt gaarder dan de huid
taai ook speel ik met die gedachte
hoe nader komen tot een eind
waar het begin al zoveel eerder
zoek geraakt is in mijn verstand

17.8.09

Guts door de eeuwen heen.

ik vreet als film
water over je huid
heel gemeen

snijd ik daar door
flinterdun dwars
onhoorbaar heen

fluister klater helder
water ben ik
de oplossing
voor jou alleen
de richting
naar de zee

16.8.09

De rivier stroomt meestal naar benee

Ik ben de lul
die tussen uw benen prijkt

doelloos uithang
veel vaker dan verwacht
ben ik zeer tevree
met mijn eikel naar benee

maar tot mijn spijt
en nooit uit nijd
pis ik alleen

omdat ik vocht afscheid

14.8.09

Even verder

Speelt iemand op z'n dooie akkertje
tot de bodem bloot gewoeld
het ook niet meer weet.

Wat het vruchtgebruik nog geeft
nu de loofverbrander alles vergeeld heeft
herschikt de oogst zich
tot de regels ingekeerd

Wippend op het puntje van mijn tong
kon ik nog net ontsnappen aan de valkuil
waar ik bij stilstond dat een dode akker
ook opbrengst geeft aan gapende wonden.

Kwelder

Ik houd wel van die landschappen waar je dood kunt neervallen zonder iemand daar erg in heeft

of erger nog het erger vindt dat leven daar geen einde kent

zo langzaam daar de tijd verglijdt dat de zon tot tweemaal toe iedere hoop laat varen tot alle hoop er onderlopen is

uitsterven daar als uitvaren achter de horizon wegebt gelijk vervluchtende zwermen vogels

waarachter ik uiteindelijk geen aalscholver meer herkenbaar zwart gekleed gelijk een aalmoezenier die al de zegen preekt voor de herinnering

een daglengte achter me ligt rustend op een drooggevallen plaat niets dan sporen die de zee ingaan

vertrekken is een eenzaam bestaan en ik een tijdsverschijnsel dat op slag verstrijkt.

Kernenergie

De zon is rond
de maan en ik ook
in de kern gezond
al is het meer maan
van steen het hart
dan blakende gelijk
de zon barstens
van de energie
waarmee de aarde
rondom opgeladen
met kop noch kont
een spanningsveld is

13.8.09

Ik ben er nog niet uit


de tijd hij ijlt
maar raast
gaat voort

gaat ook 't schreit
van alle wonden
nog het meest
gaat hij door dik
en dun maar voort

een tijdloos beeld
tijloos beeld
een beeld
beeldt dit
maar eens uit

mijn tijd zal komen
wanneer het is
geschied sprak hij
want aldus is

de tijdgeest waart
nog steeds al is
dit ook een tijd geleden

dat ook deed hij
hij leed geen twijfel
maar leed te meer
hij vreesde

met de vreze
van de here
vreesde hij

zowaar helpe mij
godallemachtig
wat een onzin
wordt hier beleden

12.8.09

de tijd nemen

De mooiste tijd gaat altijd over
Jezelf in te zitten met wat
Niet meezit laat staan
Er nog bij stil te staan
Want daarom alleen al
Is mooi sterven
Jezelf doodlachen
Een droom die jij alleen hebt
En achter je laat

11.8.09

in 't verschiet

Mocht ik ouder worden dan vandaag, ik nagelvast beklijf, rouwend om het rietendak, dat mijn hoofd zou tooien, zo ik dragen kan de last van het onderhoudend wezen, dat mijn leven voor zich ziet, brandend in de regen, waar geen zinnig onderkomen blust, dovend dan getroffen door de jaren, als een bliksemschicht in het verschiet.
------
Het liefst begrijp ik mezelf niet.

10.8.09

in het voorbijgaan achter - gebleven

dat je stil kon staan in het voorbijgaan
was een raadsel waarin ik een wonder zag
tot het moment dat zwijgen de stilte doorbrak

wist ik zeker dat voorbijgaan echt voor even
was ik dat alweer vergeten waar je was gebleven
dat stilte zo vreselijk kon wezen in dit leven

(vluchten komt voor vluchtig
als ganzen in de lucht
dat trachtte hij in stilte vast te leggen
alles rust toen de schilder stierf
leefde dat in zijn werk voort)

Opgezette tijden

Een speldenprik was genoeg
om doorgestoken kaart te spelen

zes poten in de lucht geen moordkuil
maar een hartzaak alles bij elkaar genomen

een teveel wat ondersteboven tenaam
wat preziezer gesteld een determinatiewerk
merkwaardig genoeg een paar poten
teveel om uit te prepareren.

ravage


hoe ik ook ga of sta laat ik m'n sporen na
geen brok of gaat aan stukken
achter mij aan sleep ik de woorden
ballast van jaren of
zie ik het spiegelbeeldig
vervagen langpotig glazig kijkend

9.8.09

Zo! Nu. En dan?

Het noorden, daar gaat het om.
Ik ga daar zo nu en dan eens langs om op adem te komen. Lucht zat daar, je kunt er niet aan ontkomen.

Alom luchtledig landschap, groen ondertekent. Aangenaam net boven Groningen in Groningen ontstaan uit water, eeuwen aangedikt met enig slib.Breed uitgemeten vaste grond hier onder je voeten.

Al klokkijkend lijkt de tijd hier stil te staan, al reis je een klein uur verder. Overal is ruimte zat om te vergeten dat er vooruitgang bestaat

Naar wad, gaan kijken, is niet gering adembenemend, daar was ik juist voor gekomen om dit te voorkomen. Bezie de wijdsheid vanaf de kruin tot aan de dijkvoet naar beneden gaan terwijl ik de lucht weer inga.

Licht doorlatend landschap

hoe ik ook het wend
of keer de horizon loopt
scheef af - geen gezicht




waar het wad waakt valt de stilte samen
het schemer werpt hier zijn vruchten af

een mager maantje valt mij ten deel
ik bespeur een lage toon gezet

door het koren wat voor de regen uit -
gaat - moet wijken

die karamel geurende oogst gedorst
door stof doen opwaaiende machinerieën

gaan in alle rust de trage bewegingen na
van een paddentrek die alle sporen wist

maar ook is zoek geraakt tot niets meer -
deugt - het stoppelveld nog wel of ontwaak ik

achter de slaper te veel ingesukkeld in de tijd
niet meer te achterhalen tegen het waterkeren


met wat van bovenaf nu gaat gebeuren staat
alvast te hoog verheven om zeker te weten



7.8.09

Kindje

De maan dooft alle sterren
in haar lichtblauw
onhoorbaar licht

je ogen zijn in dit sprankje heldere hemel zeer gevoelig

voor dit stralen

dat niet geheel verloren gaat
Maar je ontwaken laat om de stilte
van de wereld te aanschouwen waar
jij nu heel alleen voor staat

Perslot

Leven

Lichtvoetig

gelijk oppervlaktewater
spelende met de ochtendzon

Doelloos van oever
naar oeverloos lopen
Golvend doven
Gewoon gaan

Een uitkomst

hier raak je jezelf kwijt
onleesbaar leef je
richtingwijzer geworden

Posted by Picasa

6.8.09

K2

't is wat krom maar heet
rechtschapen de leden afgevroren
-sommigen zelfs doodgevroren-
komt het met enkelen goed
-terecht- loopt
het bergafwaarts ingedaald tot een verhaal besloten lees je ijskoud

hij kwam zichzelf tegen het lijf
er ging wat liefde aan vooraf

maar kwam hij niemand bij tegen

4.8.09

De blauwe regen

Het heeft er alle schijn van

dat ranken verlangend
om het even vluchtig

in gekrulde zinnen hechten
aan de blauwe druif

zich gaarne buiten zinnen
in de hopbellen vergrijpen

de beschutting om mij heen
verstaat vervlocht zich

daar-in-begrepen schuil ik
om me veilig uit te leven

3.8.09

Schipperskind

Waarom ben jij zo
koersvast over oceanen heen geschoren om tot je doel te komen terwijl je nu zo stuurloos stil opgesloten voor anker aan lager wal afgemeerd ligt?

Wat baart jou nog zorgen waar al het ontij is ingenomen en wereldwijs geen kusten meer voor jou terugdeinzen, waarop jij gestrand je toevlucht zocht?

Waren overzees geen vluchthavens om veilig in te varen? Of was het vreemde ook te zout voor jouw ogen die aftastend zochten naar houvast?
Zonder dollen waarop jij je aan de kaden kon laven aan gemoedsrust.

Er trekken meeuwen voorlangs de ramen. Ik zie je, zonder dat je aanstalte maakt, alweer vertrekken waar geen bestemming nog naar taalt.

(Hij zet zijn vensters altijd open voor het slapen gaan uit angst in zijn dromen te ontwaken en daar voor altijd in te blijven voort bestaan.)

Ik herken ze nu -nog wel

Je kon ze ruiken, herkende ze aan hun gang. Die hunnen van het platte land liepen altijd hun gedachtengangen achterna. Kwamen echt overal vandaan meestal snoven ze wat godsdienstigs uit het oude nest. Samen met hun geur kleurden ze een werkelijkheid. De jongens pleegden knapenschennis op de oudzijds en spraken daar achteraf vroom schande van. Bij hun was alleen de kappersvrouw wel eens vreemd gegaan, het hele dorp weet daarvan. Een neukgerief voor na het avondmaal. Maar hier konden ze gewiekst voor een geeltje van de bil afgaan.

De meisjes uit het belendend dorp, ook het scharrelen met de hunnen zat. Waarnaast het voordeel van een stijve reet met achterop de plof, zo voelde het, ook altijd hun vader meereed om te kijken wat hij deed. Vrijheid was een kutstreek die je duvels goed een oortje kon aannaaien met wie je het ook deed. Ze vielen allemaal op je. Ook wanneer je het met een ander deed. Strijd werd gestreden puur uit penisnijd. Maar nu met spijt liepen de vrouwelijke hunnen, kunnen, voor je uit, wiebelend op de hak genomen draaikonten met een zangerige G of erger nog vaginale platheid van een knauwerige snee die nauwelijks verstaanbaar leek. Hoerigheid speelden ze graag mee, dwepend achter de italiaantjes aan die voor stadsen moesten doorgaan maar geen 'spaans' verstonden laat staan hun pubertaal.

Ik loop geregeld door het platte land om op verhaal te komen. Kom terloops weleens bij de hunnen langs, meestal gezettelden die bij de pakken neerzitten. Al alles meegemaakt waar schande van gesproken is. Maar meer nog hun handen hebben leren wassen met de beest uithangen en verlang gewoon weer naar de stad terug.

2.8.09

over de kop

Er schoot me iets door het hoofd. Dat maakte indruk. Ik stond daar even bij stil.

Geen beeld om op te scheppen

Kauwen op mijn fruit
terwijl een zwarte toorts gevoelig oogt
verdwijnt het ooft tussen het loof
zo rood gewoon in ronde woorden
kersenoogst mijn oog ontstolen
ach kind van de rekening
ben jij niet uit verveling
ook geen ogentroost
die wenend gitzwart samenschoolt
zonder wetend in kabaal versterft

1.8.09

Nooit meer buiten zitten

Het verveelt
Net maar weer eens lichtjes de dag aan gedaan
Oogluikend de buurvrouw steelse blikken toe geworpen
Goh is ze nu nog niet dood
Maanden lang vergeten
Hoe het gaat of staat
Ze loopt de straat uit met een omhoog gevallen rok
Het beent lekker weg
Foto's zouden er vol van moeten schieten hij niet

Het is niet uit gewoonte dat ik spoor
Er dagelijks onderdoor fiets
Vertrek al gebruiksruimte ervaar om door te komen
Want de stationshal uit mijn dromen ben ik nog niet tegen gekomen

Het zijn wel vaak oeverloze bestemmingen op deze gebeden zonder end die ik aan doe uit goed fatsoen
Gelijk de zoogdieren die ik persoonlijk ken en mij uitlaten versta ik ter nauwernood nog de uitgesproken taal

Zoveel woorden schermen ze af opdat maar niets meer begrepen wordt ontroerend hoe men steeds meer op z'n vastgoed gaat lijken

De reis vangt vol mijmeringen aan bij een willekeurig begin bijvoorbeeld deze dag
Ik zat er toch al
Midden in.....