dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

17.2.09

De schreeuw


meer hoogverheven is nooit denkbaar dan de meeuw
rankend door het hemelse gewelf
neigend naar het staalblauw verlangen
wendt in glijvlucht in de weemoed van ze zee
in wegijlende klanken naar een vreemder oord
dat nooit aangedaan toch bestaan
plotsklaps afbreekt gebroken in de storm
van mijn gedachten die altijd 's nachts vrees

Haar halslijn

zeer subtiel maar ook subliem
oogstrelend in de belijning
ongenaakbaar op de schrikdraad
onaanraakbaar in al haar pracht
de naaktheid laat niets te raden
hoe de gevederd haar zachte tinten
opwiekend vervliegen in een droom
de houtduif die mijn gezicht ontschoot

Aasgieren bij bosjes door de lucht

Bij bosjes hangen ze in de bomen,
ontwakend uit hun zwarte vederpracht
een kleur die nauwelijks te vergeten

valt met wat ze laten horen
ogenschijnlijk de onrust prekend
dwalen ze door het schemer
eenvoudig of gepaard

maken m'n vogelhuizen onveilig
halen vetbollen uit elkaar

de krijskuikens haten hun aanwezigheid
maar profiteren van hun onverzettelijk gedrag
met overal kwistig voer strooien

wat ze achterlaten
zonder kauwen zou het bestaan
schraal ontdaan van iedere zin
het leven in dit jaargetijde
onmogelijk maken met de indrukken

die zij bij het open en sluiten van de dag
achterlaten op het oog van winterbeelden