*Chopin Prelude in E Minor, Op. 28, No. 4
Tussentijds vergeet ik je
soms gewoon
maar kom je
in de vaart mijn blikveld
weer binnen gesneld
holt gewoon uit
bij iedere stok de indruk achterlatend
hoe vaak
ik de weg niet kwijt
geraakt
met waar jij bent
me in de steek laat
je tanden zet
naast me rent
op deze godvergeten
weg je naam noemt
maar hoe scherp toch
gehoord weer wegebt
een lege indruk achterlaat
nu je graf is weggehaald.
waar jij in alle rust
je botten afkloof
verlies ik mijn geloof
dat de herfst nog bestaat
voor oprotten
wie die moordkuil
daar nu heeft gemaakt
van mijn herinneringen