kan nog bekoren met het doorbreken van het bladerdek
geen licht blijft meer verholen steken in het groene zijn
alles klaar en de bodem doordrenkt met beelden
van het broze leven dat erin verloren voeding geeft
aan alles wat me lief was en daarin verdween
een glimp omzichtig leven kroop met enige hoop
van zegen naar het schijnt het enig levensteken
dat mijn oog ontging met scherper waarnemen
de beweging naar het neigen in de dieper zin
besloten donkere geweten van dit aardse rijk
waaruit bederf geenszins een eind betekent
dat zo trouw mijn spoorslags gaf te weten
hoe kwetsbaar de stem toch met herroepen
geen kracht omvat om nog verstaanbaar
gehoor te geven wat mij niet meer toekomt