de lijken komen uit de kast
't schuur't je weerom je oren
blij te weten leuk verrast
hoe je de dood kunt horen
weerklinkend fijn weer vent zijn
zo oudopnieuw reeds lijk 't ha fijn
kom om in vegen en in alle staten
raak blij verast zo goed uitgedost
op het netvlies uitspringend verlost
van de rond slingerende ledematen
dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.
28.12.07
De bloeiende mahonie (wat een ironie)
De afgestorven stad waar alles
van liefde uitgesloten wordt
meer niet
op z'n kop bezien levert dit vrijheid op
vliegende vogels in een poel gevangen
zo ook het levenslot uitbottend nog
een wak spiegelt stilstaand stromen
waarin het gewoon dooien wordt uitgevonden
meer niet
hier staat alles in het teken
van roerloos bewegen
gewoon steden
waar zelfs moestuinen
weer verwaarloosbaar
kunnen wezen meer niet
1959
alleen schatplichtig aan zichzelf
-
ik dacht; levenslang nog louter puur
zuiverend riet branden op het achterland
van horen zeggen nooit gehoord
dan het dobberen op het houten vlot
getrokken door de kroosslotengangen
het ware dit getrokken sporen
tussen ratten door levende have
enkel zijn en nog zwemmen in tijd
overal land waar je tot aan je enkels
in verdronk hoe ervaren water en gras
geen zijn dan eigen niets
oude schuren uitwonen met brandschatten
op dat de vrijheid er uit ontnomen was
die eendrachtig daar nooit woonde
wel het weet hebben van prikkeldraad
voor volwassenheid maar zelf bandeloos
nog loof spelen op de razende wind
alles meer en alleen nog ruimte scheppend
voor dit later beklemd geraakte lichaamsdeel
Abonneren op:
Posts (Atom)