dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

11.1.10

dagen in het oosten

Er schijnt iets achter de horizon te gloren maar dat woord alleen verstoord behoorlijk in mijn dromen de inkleurende klanken die me eerder goor voorkomen in de eerste asgrauwe tonen die dat licht laat zien dra na't sluimerend ontwaken van de zon dat ontbeert het warme stralen dat zo gloeiend bij mij hoort wanneer de bloei weer in mij stroomt bevrijdt uit naarstig nachtelijk sluimer wat mijn ooghaar eerst versluierd aanzag voor de bron van leven.

(Voor een in de verte-
maar nabij lezend oog)

Leef mij

Lees mij als een afgedragen jas
mijn taal daarin onvruchtbaar
gewas verwelkt te bleken lag
in bitter koude nacht
uit het dorre kil
van het verstorven loof

waaruit de beukenhaagse verroeste staken
schaduwen rondwaren in rondtollend bleek gesmoelte

van teveel gezaaide overvloed verlept
gedijend baardgehaar van snerpend ijs
omgegeven rijp met elzen op de proppen

komt dat uitgeloogd het gore geeft
van brak en sijpelende kwel

vergrauwd tot roest bezoedeld het sneeuwwit
verlangen dat aan de stamvoet verstoven lacht
om kwinkslagen geslaakt door mezen

in de kronen van het eeuwig ruizen
waar geen zee van ruimte zich herschikt
tot getuigenissen van de voortvluchtige

wind bewogen zwart maar rood
opgloeiend tentakelwerk aan
het ochtendgeurend zwerk.