dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

11.1.10

Leef mij

Lees mij als een afgedragen jas
mijn taal daarin onvruchtbaar
gewas verwelkt te bleken lag
in bitter koude nacht
uit het dorre kil
van het verstorven loof

waaruit de beukenhaagse verroeste staken
schaduwen rondwaren in rondtollend bleek gesmoelte

van teveel gezaaide overvloed verlept
gedijend baardgehaar van snerpend ijs
omgegeven rijp met elzen op de proppen

komt dat uitgeloogd het gore geeft
van brak en sijpelende kwel

vergrauwd tot roest bezoedeld het sneeuwwit
verlangen dat aan de stamvoet verstoven lacht
om kwinkslagen geslaakt door mezen

in de kronen van het eeuwig ruizen
waar geen zee van ruimte zich herschikt
tot getuigenissen van de voortvluchtige

wind bewogen zwart maar rood
opgloeiend tentakelwerk aan
het ochtendgeurend zwerk.