in de tijd verkleurd het bij 't leven
oogwenken rustend tot in eeuwigheid
albumsgewijs versterkers voor de geest
bladeren krakend door het heden
vallen als muntstukjes op vuil kleed
van de bedelende trekharmonicaspeler
die de toonzet met het vals spelen
van de vage beelden in het krat
een winkelwagentje vol vragen
statiegeld van te duur betaalde
versnaperingen uitgeschonken
tot stomdronken herinneringen
die al eerder in de geest aanvingen
zo oud ben ik nog nooit geweest
in terugtrekkend vergelende huid
maak de foto daarop gelijkend
scheur het uit en prop het samen
tot een gebalde vuist tegen het deuntje
dat de straatmuzikant nu fluit
een goed geworpen fooitje
op een mooi geplooide huid