Trok ik de gordijnen naar de vensters op de wereld open
mij lachte het aardedonker
van de nacht aan
ik vroeg
al op
was overrompeld door deze kilte
waarin ik de uitgestoken hand
niet kon ontwaren en zelfs niet wist
of het die helpende was
naakt uit de slaap stond ik
wezenloos te staren in dit niets
ontziende gat met spaarzaam licht
in de kamer spiegelde ik mij in
die leegte en zag eensklaps hoe
blinkend schoon dit glanzend vlak was
het glas was dubbel dat maakte mij
tot evenbeeld van mijn eigen eerste
weergave en zo stond ik naar de tweevoud
van mezelf te staren met de hardop gestelde vraag
of ik ook eenzaam zou kunnen zijn
hetgeen onmogelijk bleek
uit deze beelden dus was ik
achteraf dankbaar voor dit geschenk
uit het zwarte gat
hoewel onthutst van zoveel waarheid
omtrent mij- zelf- beeld.
en het navelstaren
zag ik aan mijn spiegelbeeldige borstharen
dat ik opgelucht stond
adem te halen
het is vreemd te ontwaren
hoe eenvoudig licht ontberen
tot inzicht leidt
ik was in deze sluimering
al bijna mezelf vergeten
maar gelukkig haalde de zon
mijn illusie op tijd nog weg
voor de dag volledig aanbrak
en
ik buiten mezelf niemand
(op straat zag)
dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.
3.1.09
Abonneren op:
Posts (Atom)