dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

2.5.09

luchtspiegeling

Ik droomde mij

Een luchtkasteel, met niet veel meer om het lijf schrok ik mij een deurbel rijk, die wreder mij verstoorde.

De ongehoorde stilte die nu eenmaal bij de nachtrust hoort, werd daardoor overhoop gegooid

Tot een herinnering lag daar mijn hoofd nog in de wolken, krampachtig houvast gevend aan mijn droom die ijlings vervloog in kussen onder - gedoopt
De trouw, het was een uitgemaakte zaak, waarin ik gescheiden bleef steken. Al jaren geleden.

Steen voor steen verdween in dit peilloos diep, dat meer, teveel, waarin ik me schipbreukeling bezong; het water aan de lippen stond hoe vissen drenkeling speelden om mij heen.

Zag ik godshand? Zijn zegeningen? Zijn goedentierenheid, waar ik levenslang om verlegen zat nu alles mij vergeven werd? Of was ik bang? Dat water, al dat water en zijn geest die daar weer over scheerde. Maar goed dat ik niet meer geloofde.

Verbaasd gezonden door de slaap bleek de waarheid ruw verstoord een waterbed, de oceaan het eindeloos gerief om het hart te laten slaan op de toppen van mijn kunnen;

een golfkruin aan weerzijde begrenste dalen, die diepte waarin ik weer uit begon en weer verdronk met hoe bezopen ook: het klonk.

Een laatste blik op wolkenvelden én de laatste snik vol mijmeringen dat de vaste grond me niet meer bond,bestond van waaruit ik was heen gezonden.

Had ik mij, zo te kijk gezet,
maar gamma schuttingen opgetrokken.

In plaats van bèta blokkers toe te dienen. Of me behoed in zekerheden van het alfa dier dat in mij school om af te studeren:

Waar iedere rationaliteit uit weggenomen mij liet zweven op de rijkdom van onwetendheid op zoek naar oorkonden vergankelijk in tijd.

Want die eindeloze lachende latente vergezichten van miskende talenten zetten mij aan het denken. Geen geschikte gedachten komen daaruit voort om de onbegrepen geestverwanten te bevrijden uit de nachten, eerder dan met heerlijke negerinnen om weer te leren beminnen hoe zwart de liefde nog genoten wordt met dromen.

veel meer woorden om van te houden

heeft ze niet
vertrouwt ze toe
om weg te geven
en weet zich

zeker

Er zit een fuut voor me neus

Twee oranjetipjes kunnen er wat van ogenschijnlijk paringsdrang een icarusblauwtje,
zeer onbevangen, verkiest benoemt,
zonder gevangen op naam gebracht te worden koolwitjes in overvloed

op de valreep van vertrek maar
eerst nog even hangen in bedauwd
gras voor het strijklicht binnen

treedt tussen de halmen ik vertrek

met meer dan niets al besef ik
dat sinds gister alles anders is

wanneer de koninginnepages vliegen