dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

9.8.09

Licht doorlatend landschap

hoe ik ook het wend
of keer de horizon loopt
scheef af - geen gezicht




waar het wad waakt valt de stilte samen
het schemer werpt hier zijn vruchten af

een mager maantje valt mij ten deel
ik bespeur een lage toon gezet

door het koren wat voor de regen uit -
gaat - moet wijken

die karamel geurende oogst gedorst
door stof doen opwaaiende machinerieën

gaan in alle rust de trage bewegingen na
van een paddentrek die alle sporen wist

maar ook is zoek geraakt tot niets meer -
deugt - het stoppelveld nog wel of ontwaak ik

achter de slaper te veel ingesukkeld in de tijd
niet meer te achterhalen tegen het waterkeren


met wat van bovenaf nu gaat gebeuren staat
alvast te hoog verheven om zeker te weten