hoe ik ook het wend
of keer de horizon loopt
scheef af - geen gezicht
of keer de horizon loopt
scheef af - geen gezicht

waar het wad waakt valt de stilte samen
het schemer werpt hier zijn vruchten af
een mager maantje valt mij ten deel
ik bespeur een lage toon gezet
door het koren wat voor de regen uit -
gaat - moet wijken
die karamel geurende oogst gedorst
door stof doen opwaaiende machinerieën
gaan in alle rust de trage bewegingen na
van een paddentrek die alle sporen wist
maar ook is zoek geraakt tot niets meer -
deugt - het stoppelveld nog wel of ontwaak ik
achter de slaper te veel ingesukkeld in de tijd
niet meer te achterhalen tegen het waterkeren
met wat van bovenaf nu gaat gebeuren staat
alvast te hoog verheven om zeker te weten
