dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

30.9.09

De schoonste deugd


kan nog bekoren met het doorbreken van het bladerdek
geen licht blijft meer verholen steken in het groene zijn
alles klaar en de bodem doordrenkt met beelden
van het broze leven dat erin verloren voeding geeft
aan alles wat me lief was en daarin verdween

een glimp omzichtig leven kroop met enige hoop
van zegen naar het schijnt het enig levensteken
dat mijn oog ontging met scherper waarnemen
de beweging naar het neigen in de dieper zin
besloten donkere geweten van dit aardse rijk

waaruit bederf geenszins een eind betekent
dat zo trouw mijn spoorslags gaf te weten
hoe kwetsbaar de stem toch met herroepen
geen kracht omvat om nog verstaanbaar
gehoor te geven wat mij niet meer toekomt

Herrezen


sporen gewist en het geweten
huis ontdaan van een verleden
uitgewoond vol was't vertreden
misstap op resten uitgevreten
hoe uitgemest wordt het legen
dat met wegwerpen is verkregen
het opgeluchte huis te weten

28.9.09

de stilte bij't vertreden

Geen nagels op het laminaat
geen geur van vacht
rondzwevende haren slechts
uitingen van het verleden
de schrale oogst jezelf verstaan
is oorverdovend zonder geblaf
je kijkt de bezoeker vreemder
naar de ogen bij't gemis
van overstelpende woorden
het commando af gaat uit
zichzelf plat met hier en zit verstomd
gewoon met het gevolg
dat je als hond niet meer taalt
naar welk oorzakelijk gehoor

blijkt verlatingsangst geen issue
meer dan nu bij je horen
gewoontedier ben ik geworden
maar bijt mij de stilte uit de oren
liever dan ik hier stom blijf staan.

27.9.09

Hondsvot


Dat het bestaan verandert in een indruk
wordt meestal op een foto vastgelegd
geeft alles weer dat kort gezegd stuk
zichzelf de weg terug in de herinnering vecht

ongenaakbaar passief heet zo het lief
en leed dat je deelbaar zonder enig grief
tot pijn verwordt in de gebroken stok
aan stukken gebeten door de wrok

die aan het leven verkleefd als de dood
een naakte waarheid die zich ontbloot

26.9.09

Je rot

Ik had het kunnen weten
bederf hoort nu eenmaal
bij't leven het knaagt
zich bijtend weg
een geur die door je longen
scheurt de waarheid open
stinkende hoop

bedorven aarde
waarin je woont
doodgewoon slinkend
hoopopgevend rot
je gewoon je eigen weg
baanbrekend

In alle rust

nog te hoog bevlogen
in alle rust doorbroken
komt iemand de waakvlam doven

die hoorde bij bedrogen
uitkomen bij de stilte
die alleen nog rustig zit
voor te komen tussen je oren

schrijlings tijdverdrijvend
met alles wat je bijblijft
bij verstorven of verloren
de pijn die rest bij het geloven

dat in de wolken zweven
alleen maar telt voor goddelozen
en zij die met het vliegtuig zijn

Gebrek aan diepgang

Bungelend met een been in het graf
legt de fotograaf het op zijn gevoelige plaat vast
diep bedroeft gelaat staat voor een moordplaat
houd je hart maar vast
het is voor straf
een werelddaad
om alles weer te geven
hoe het er mee staat
op het platte vlak

Rouwrand

Ik peuter
de vuiligheid
van leven nog
onder de nagel
randen
weg terug is hier
geen optie
zo zwart als weemoed
neigt het schrapen
tot het oogwit toont
hoe bloedt het
daar onder toe

25.9.09

Verwezen

Alles speelt zich in mijn gedachten af

het onvermogend woord
één onzinnige gedachtestroom
met er op zinnen
dat ik verzon te bestaan

de wereldbol alles een droom
bij het ontwaken weet ik gewoon
de werkelijkheid is nooit rondom
bestond anders en heeft ook
nooit bestaan als droom

mij blijkt leven niets
dan voortbestaan
een zelfontkenning geketend
aan een eindeloze deflexie
van wat ik nimmer inzie

ik moet maar niets te zeggen hebben
zwijgen is gewoon een wereldtaal
ja overal in te klinken
verstommend tot een daad.

24.9.09

Het is verdomme herfsttijloos

Dit jaar heel wat lootjes laten liggen
het hartgespan loog er dan ook niet om
met teveel steekjes laten vallen

stilstaan is kalmaan aangehouden
tot de tijd ingekeerd berouwen

hoe te weten dat je hier wensen
geen pas heeft met de plaatsen
waar langs elkaar heenkomen
me in dromen laat geloven

het vloekt met inkleuren
die verdomde najaarsgeuren

-

met de nasmaak van afscheiden
een wijl levenslang beleiden

hoe rosé het herfsttijloos is
talrijk spreeuwen geeft gemis

een laag van weerstand bieden
laat onverwijl willig neerleggen
bloedstollend lot geschieden
dat afvallend hardop zeggen

23.9.09

Haagje brandnetel

Een haagje brandnetel met daar
achter enig opgaand gerief. Daar
herrijst het paradijs in wilde appels
en peren. Rood uitgebeten
kardinaalsmutsen waarin de blaadjes strijden

met de bloemen,
wie het meeste om bloed geeft zal bekoren.
Toch lang niet gek om in veertig jaar zoiets te kweken.
God heeft het allemaal wel goed voor mekaar.

Vreemd genoeg wat essen
zeer strak in het gelid gezet.
De beuken achter je voor
schut als rugdekking,
bedenkelijk recht.

Maar voor jouw, één es, met in de bast een N gekerfd,
die met wat fantasie wel weer W wordt.

Waarom had je een pootje uitgestoken?
Is dat door de kevers? Die je storen
in plaats van vlooien?

Je speelweide ligt ongerept,
om zonder uitkijken met stokjes te spelen.
Ik zou willen dat je daar zin in had.

Mooi uitzicht ook. Mits je je nek
wilt uitsteken voor mijn vertrek.
De essen, rond, zijn veel mooier
ongeknipt. Ik floot nog even,
je gaf geen kik.

Er staan wat berenklauwen uitgestoken,
de geur is helend uitstekend heerlijk.
Al zijn ze hinderlijk vervelend
een schoonheid in zichzelf.

Ik laat je voor nu weer ongemoeid,
al neem ik aan dat je hierin meegaat.

Een hapscracker

Wat je omgerekend was,
interesseert me geen snars.
Zo'n optelsommetje heeft geen pas.

Hoe of je het vond
wat we nooit zochten of;
het konijntje dat je opwond
om mee te spelen, telt.

Zoals de weg zoek zonder ooit kwijt te raken waar ik stond.
Op de fiets, te traag, ondervond dat de leiband die we schepte
tot sleepketting verwerd.

Vertaalde we later snelheid
tot bijhouden van spelregel,
wat vrijwel onmogelijk stand hield,
want dat gelooft geen mens.

Leven eens uit

Dromend bij stromend water
starend naar het verschrompeld
noodlot van de pijnboom bloed
dat de lichaamsholte uitwoont
het gezwel welt waardig rond
beschonken staat een kleine dood
te huilen bij het onverlaat
dat gaten in de grond
tot hemelpoort aanspoort
om naadloos aan te sluiten
bijt de wanhoop die daar ontspruit

het lijkvocht dat een nieuwe weg baant
laat oogluikend toe
dat de traan het bloed verdunt

Iets uit de hand

laten lopen is genoeg
om de mondvol te hebben

al dienen tanden daartoe
met blijven steken
waar iedereen
met stomme verbazing
op uitziet

ja een bittere pil of wat
wie zit daar nog mee.

22.9.09

Redundantie

In je voetsporen getreden
ben ik even stil gaan staan
zag daar ijlings lang gegleden
een glimpt daar ver vandaan

nog niet wetend dat iets nadert
dat onontkoombaar bleek
verdwaalt de tijd verwrongen
tot de afdruk

van niemand anders bestaan
dat heet nu lang geleden
dat ik kon mijden
niet had vermeden
maar dat deed ik niet

Levenloze dingen

Stilstaande zaken, moeiteloos
beleven tot alles levensmoe
teneergeslagen rusteloos
slaphangende feiten lijken
onwaarschijnlijk dicht
nabij het eenzaam zijn
om doodgewoon doorheen
tegaan in samengestelde woorden
naadloos vervlochten tot noodlot
altijd verstoken in te verblijven

21.9.09

Glad walstro


Het is typisch voor een dijkvoet
om daar het water te keren
terwijl ook geluid van de keerzijde
geweerd wordt, zo hoor ik op de kruin
veel Duits werkverkeer, dat huiswaarts keert
van overdag sleutelen aan een energiecentrale.
Wij hebben dat verleerd.

Aan de oever is het echter
Nederlands nat, tegen het basalt aan
glad in het verweren.

Geschoren gras leert mij
dat glad walstro hier veel muizen treft.
Mijn hond had dat zeker kunnen weten.
Helaas bevestig ik nu maar dat beeld.
Ik vroeg haar nog hoe ik dat ook kan leren.
De avondzon is schitterend,
de windmolens bevestigen afgetakeld dit beeld.
Bladstil nadenkend weer.

Gaande weg

Rottig.
Zichzelf terug verwijzen
de oorsprong weerzien
in de uitgestorven berenklauw
waar nog zoveel leven meegemoeid is.

Indalen.
Een bos dat sinds de mond en
klauwzeer pijnlijk dicht is
voor honden die niet kunnen lezen zich dan ook nooit afgewezen voelen

Bezonken
En in alle lanen lag wel
in de rede dat je op een houtje
je tanden stuk kon bijten
met uit het oogverliezen
een paniekaanval te vrezen viel

Ingedaald.
Hoe kon ik uitgerekend weten
dat juist dit bos hondvrij
gemaakt is om jou je rust te geven
zoals jij ook op jouw manier
van je soortgenoten hield
maar stiekem toegaf:
spelen geeft het meeste plezier

Finesse
Ik had je lief
in al je hebbelijk-heden
van vals kreng tot de hemel
ingeprezen een maatje voor het leven
dat heb je letterlijk vertaald
al zie ik dat je slinkt
met teveel vliegen moet delen
de aarde is goedgeefs
daarbij hier fietsen
alleen maar bijna overledenen

Klein gemis


Ik mis nog steeds bij ieder geval
de uitgestrekte poot tijdens het versnellen
het zitten bij het vaart minderen de geur uit het landschap met aandacht opgesnoven
de ogen die luisterden naar het trekken van m'n gelaat

het bewust weten wanneer de omkering naar huis toegaat
nooit eens zoekraken waar de oorsprong van de wandeling aanvangt
nooit uit het oog verliezen met wie ze gaat

altijd feilloos in staat het vertrekpunt op te sporen
enorm de oren spitsen omwille van de kleinste toonaard in de lettergreep angstig begrijpen
opdat vloeken met fluisteren gepaard om woede gaat

zelfs met honderdduizend namen weet heeft dat het op haar slaat
maar nu eindeloos stil op de kruin naar het einde staart ik haar daar zelfs niet kan vinden

zo spoorloos is zij
zo ongehoord vertrokken
zo nooit meer omzien
waar ik ook ga

Wandelen is nooit zo doelloos in staat geweest mij aangelijnd alleen in gedachten te laten
Met haar ben ik voorgoed de weg kwijt -

Geraakt.

20.9.09

Tekenen aan de wand

met een lijk achter op
de fiets door het bos
de dood in pot getroffen

een verhuisdoos met spade
aan de grond gelijk gemaakt

drie essen in dit verband
beroerd aangetroffen

het hart dat een gat was
daarin geborgen wat gefluisterd
een teken dat niemand verstond
volgezogen bloedbad
dat geen leven in zich had

19.9.09

Lijkschouwen

Dit huis ontdaan staat kil en koud
als nooit tevoren volledig uitgewoond
geen moment erin om uit te houden
verloren graf dat nu het ware toont

geen hoofdhaar meer daarin verloren
kan het verlies aantonen van die aard
welk besmette dood kan nog bekoren
de lijkschouwer zijn geest bewaard

een lijk gedicht tot hoopje aarde samen
waar één de woorden , d' ander de oren
onderbrengt om in alle rust te staren

zo afgestorven zijn met uit te varen
dat om de kadaverklap is aan te horen
hoe stilte huist achter beslagen ramen

18.9.09

Ter aarde


Haar aard in alle rust afgelegd

De grond bewerkt en terug gegeven

Wat haar nu toekomt

Ze slaapt maar waart

In mijn gedachten

Eeuwig spelend voort

Hé die jij daar!


Beetje vreemd tijdstip,
maar inslapen hoort nu eenmaal
bij de nacht.

Ze heeft me ingehaald. Even leek het er nog op dat ik zou winnen. Maar nee, nu toch laat ik haar beginnen in te slapen rond half negen.

Een hard gelag, al houd ik mezelf voor de gek met te stellen: Ja ze heeft een mooi leven kunnen delen.

Ondanks dat milt en pijnloos daar een stokje voor gestoken wordt, voel ik me verrader door haar nood gedwongen gaan.
Met haar in de steek te laten, laat ik haar spelend in her-inneren levend gaan.

17.9.09

Ze slaapt alleen maar in mij uit.*


*Pachelbel Canon in D Major
Gras allang niet meer gemaaid, iedere halm geknakt
in het eigen vruchtlichaam. Herbergt een tijd die niet bestaat.
-
ze stond alleen daar tussentijds
geveld het leven bloedde in haar
leeg lag zij terzijde daaraan

van iedere groene schijn ontdaan
ebt traag een sterrenbeeld
dat haar verscheen waarheen een lot

dat niemand ontgaat hoe vluchten
eenzijdig
leven heet dat nooit meer deelt
dan zij die na bestaan noch weet
hebben hoe pijnloos wreed
de slaap kan zijn.


--------------------
R.I.P.
W.040394 - 8:30 180909

15.9.09

Dit slapende gedicht

Dit slapende gedicht, ontwaakt niet
tijdens het lezen, leeft ook niet
zonder geweten. Laat geen indruk na,
dan zichzelf weg te dromen. Vergeet
eenvoudig het schrijvend bestaan,
dat bij het ontstaan nog hoorbaar was.

Dit gedicht bestaat alleen maar
uit woorden is gewoon gedicht
om voorgelezen weer gedicht
te worden voor minder waar.

13.9.09

Eiland

Zolang er maar water in omgaat
bestaat het woord dat daarvoor staat verstilt de tijd
daarin komt leven tot bedaren
vlucht niets meer dan van kust tot
in het hart terug alom wetend in mijn tijd aangekomen nooit te ontkomen aan mezelf

12.9.09

Tezeer tevreden tegen het uitsterven aan

Nu een hartklacht met een bypass verlegd wordt
de aardstraal steeds vaker vastgesteld wordt
een hulpmiddel als kaasschaaf een methodisch gereedschap blijkt
vet niet meer alleen smeermiddel is
omvangrijk ook meer en meer spreekwoordelijker lijkt
eters niet eens meer weten waar eten uit wordt bereid
de voortplantingsdrift niet meer geestverrijkend is
gebukt gaan onder lasten fysiek niet meer bezwaarlijk is
neigen ook steeds vaker muren slecht -
geesten van bewustzijn te zijn
en sleept een man een vrouwelijk terwijl een vrouw steeds meer mannelijk blijkt

DICHTERS

Zij die hart horend
of het stom verstonden
Mensen die het riet lazen
of het juist niet konden
maar wel weer neerbuigend
meezongen met andersgebekten

vals zongen zoals op de snede
die opgelopen tijdens oogsten
de zachte hand verwondde
met onomwonden knakken
van de bloeiende halmen

pluimen schenkend aan degene
die uitstekend uitgelezen waren
of toch liever de brand erin
omdat vuur aan de schenen
nu eenmaal aarde verschroeide

op het stoppelveld lopend nog
geloofden dat pijn de barre voet
gaande weg genezing schonk
voor wie verwond of juist
verwonderd het woord verslonden

maar toch
tot lentekinderen verheven
frisgroen met licht spelend
het rankend loof aankonden
zien en horen hoe voorjaren
uit verschroeide aarde groeide

verwondering puttend uit het diep
dat spiegelend nieuw leven schiep
jaar najaar weer uitgebaggerd raakten
tot blanke wortel voeding zoekend
de taal van aarde in hun schede hervonden
zingend in de wind purper adembenemend

11.9.09

Perplex, de sloop der dingen

Met voeten die nauwsluitend staan een oog dat beter past tussen hemel en aarde en het dak weerstaat zonder voelen de hand aanraakt zo vloeibaar begeef ik me in de huid die lucht doorlaat in mijn slaap ik ruik het komen en het gaan in de dichtgeslibte atmosfeer met snee naar snee bewegingsleer de toegepaste wetenschap weer leert dat stilaan wankelend de dood bezongen uit volle borst het moet hebben van geen enkel huis noch haard waar ik smeulend verbaast mijn eigen stem in woorden uitgestald bevrijd van huid en haar geblakerd deze strijd verlaat opgegeven in een gedachtenstroom die leestekenloos zich hier doodleuk beschrijven laat een laatste aantekening nog op z'n plaats beweerde laatst dat in alles ik mezelf uitlaat kogelrond of koolstofstaaf lettertype of toetsfanaat maar altijd lezend sporen nalaat die in tegenstelling tot mijn levensreddende zuurstof dat gelijk uitgemolken lucht onzichtbaar mijn long verlaat vindbaar blijkt op anders netvlies een prikkelgevoelige indruk achterlaat u begrijpt ik ben punt noch komma u slechts tussenruimte biedend in de spatie maar nimmer in de harde return een regel liever onafgebroken afmaakt ik sta gelijk aan onverstaan slechts ten dele maar altijd innerlijk te luister wankelend evenwicht

10.9.09

't is haar vergeven

Ze moet toch een keertje dood, het is haar dan ook vergeven. We komen allemaal, zaailing, uit een horlepiep en dansen naar de pijpen van de dood. Zo gewoon is leven als gegeven rekbaar tot het knapt. Dan snap je pas; pasop met leven, want afsterven is het begin. Dan, ach, het einde nadert, morgen ik, vandaag reeds gij. Wat moet je dan nog afscheid nemen van één ademtocht terwijl we eeuwig in geestrijk zweven, later als wij groter zijn. Want het beste op dit punt is om gewoon te gaan (geloven in een leven na de dood.)

8.9.09

Zat

Dagen waar ik genoeg van heb
je vangt wat aan of vangt eens mis
geen beginnen aan gebed zonder end
je merkt niet eens dat daar geen
tijd voor is je hebt alles gehad
en dat is niet niks voor zo'n vent
die niks uithaalt wat erin gestopt
niet uit z'n eigen hand gegeven is
dat leven nu eenmaal met of zonder
besluit kortom gewoon eindig is

Klare taal

als ik mij goed herinner was de zonsondergang blauw
een klare dag, woorden schoten tekort, gewoon
hij was opgegaan in de muziek waar geen mouw
meer zich leende om op te spelden hoe schoon

wegsterven klinkt dat niemand horen wil
zo ook het leven van iemand die in schril
contrast met zijn verdween als opgewekt
die'n vrolijke noot tot wedergeboorte strekt

verversen kan nog iedere dag in taal
waarin hij leeft voor in de eeuwigheid
als was het maar tot morgen schraal
troost, vergeten een jaar na dato spijt
_
soms heb je iets gemeen met iemand
die verscheen alweer, vertrok alleen
vlucht door herinneren overmand