Zij die hart horend
of het stom verstonden
Mensen die het riet lazen
of het juist niet konden
maar wel weer neerbuigend
meezongen met andersgebekten
vals zongen zoals op de snede
die opgelopen tijdens oogsten
de zachte hand verwondde
met onomwonden knakken
van de bloeiende halmen
pluimen schenkend aan degene
die uitstekend uitgelezen waren
of toch liever de brand erin
omdat vuur aan de schenen
nu eenmaal aarde verschroeide
op het stoppelveld lopend nog
geloofden dat pijn de barre voet
gaande weg genezing schonk
voor wie verwond of juist
verwonderd het woord verslonden
maar toch
tot lentekinderen verheven
frisgroen met licht spelend
het rankend loof aankonden
zien en horen hoe voorjaren
uit verschroeide aarde groeide
verwondering puttend uit het diep
dat spiegelend nieuw leven schiep
jaar najaar weer uitgebaggerd raakten
tot blanke wortel voeding zoekend
de taal van aarde in hun schede hervonden
zingend in de wind purper adembenemend
dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.