dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

31.12.07

Later


toen het grijsblauw werd
ben ik gewoon de tuin op gegaan
later werd ik zonniger
bleek het stralend
in dit licht

er werd uitzicht geboden
maar ik lette dan ook wel goed op
zo 'smorgensvroeg ik me af

28.12.07

Zo, vol- treffend buiten jezelf geraken

de lijken komen uit de kast
't schuur't je weerom je oren

blij te weten leuk verrast
hoe je de dood kunt horen

weerklinkend fijn weer vent zijn
zo oudopnieuw reeds lijk 't ha fijn

kom om in vegen en in alle staten
raak blij verast zo goed uitgedost
op het netvlies uitspringend verlost
van de rond slingerende ledematen

De bloeiende mahonie (wat een ironie)


De afgestorven stad waar alles
van liefde uitgesloten wordt
meer niet

op z'n kop bezien levert dit vrijheid op
vliegende vogels in een poel gevangen
zo ook het levenslot uitbottend nog

een wak spiegelt stilstaand stromen
waarin het gewoon dooien wordt uitgevonden
meer niet

hier staat alles in het teken
van roerloos bewegen
gewoon steden
waar zelfs moestuinen
weer verwaarloosbaar
kunnen wezen meer niet

1959

Vrijheid was nog kinderspel
alleen schatplichtig aan zichzelf
-

ik dacht; levenslang nog louter puur
zuiverend riet branden op het achterland
van horen zeggen nooit gehoord
dan het dobberen op het houten vlot
getrokken door de kroosslotengangen
het ware dit getrokken sporen
tussen ratten door levende have

enkel zijn en nog zwemmen in tijd
overal land waar je tot aan je enkels
in verdronk hoe ervaren water en gras
geen zijn dan eigen niets

oude schuren uitwonen met brandschatten
op dat de vrijheid er uit ontnomen was
die eendrachtig daar nooit woonde

wel het weet hebben van prikkeldraad
voor volwassenheid maar zelf bandeloos
nog loof spelen op de razende wind
alles meer en alleen nog ruimte scheppend
voor dit later beklemd geraakte lichaamsdeel

23.12.07

Alles bezien in dit licht

slaat dicht in een vergezicht
naast in het blauw
de reiger weer zilver
grijs trippelt zij gelijk
een muis fladderend
verder als 'n mus

ook om mij heen
onverschrokken
spelend doet zij
heel gemeen
naar roodborstjes
alleen
want wie het eerste pikt
steelt wat uit de aarde
wordt verstoort in rust
ik raak verblind hoe toch
honger stilt in een grote hoop

paardenmest is de warmtebron
onuitputtelijk wat harig vlucht
misschien een andere muizenis
Posted by Picasa

22.12.07

Uit zon (der lijk)


Kijk zo licht het rijp
dat op de zonneharp prijkt
gelijk het alles met een zucht
wind schitterend lijkt

de vaalt wordt stralend
een decor en alles wit
als door een vlaag
van enkel lucht bewogen








(klik maar op de foto,
want de wereld lijkt zo
wel op zo'n
glazen sneeuwbolletje
op z'n kop. )

en ó ó o
wat eindigt dit vers zó zo
Posted by Picasa

Deze dag daagt

De dag klaarde rozemarijn
geurend op het pimpelpaars

o horizon van 'n woordenschat
hoe nabij toch stralen
ochtendgloren kan zo ik

ontwaakt

zo'n korte stonde aan goud gelijk
mij verstaan zo ik al ben
volmaakt mezelf in deze zin

te zijn.

Dagboekfragmentatie van een leegloper

Hij schreef zijn pennenvruchten stuk voor stuk
uit ooft bleek ook zoveel troost zijn gedachtengoed
tot moes ook na de wintervorst het rot te rijp
met alles van 't verharde slijk tot spekglad

hoe verbazingwekkend lot toch langzaam op de bek
zijn bloemgelezen vlees hem na gedragen werd
de geest zat in de fles en hij had er 'n halszaak bij

Bevrijdend



Licht kiert door de mazen van de tijd
maakt de engte tot een smaldeel waar
verveelt nooit met wat het streelt
geeft ruimte waarin het besloten leek

zo bleek het ook in de weerschijning
een belijning van stralen in de hoek
geplaatste breking met het heden
een uithoeking van overstraalt geluk
Posted by Picasa

21.12.07

O, beminnelijk lot van leven-s-taken

De wilgenman steekt schriel
zijn winterkoude staken wit
uitgeslagen ten hemel
nu hij aan't afsterven is

een moraal daarvoor ontgaat hem
en zo lijkt hij op mijn verhaal
waar alles te verweren staat

gelijk het rijp dat vocht
om de boom
tot het neersloeg

behagelijk maar geheel ontdaan
van één beschermlaag

is naakt een waarheid
waar hout in weerwil
zijn lot verstaat

maar uit het hart
nog volop in 't leven staat

17.12.07

Wie doste dit het laatst

verzonken in een bodemloze kruiwagen
waarin de tijd vastgelopen ligt
met tuingereedschap van de noeste arbeid
gereinigd op rust gelegd
gelijk het gisteren was dit vastgeroeste beeld
van uitgedoste stelen
men had dit jaren geleden kunnen inzien
hoe de handen zich terug trokken
en de tuin verweerde
met op de valreep netjes
uitgestald de door geslagen stoppen
alles nu spanningloos zonder enige reden
onder de blote hemel en verbleef
sindsdien de ren leeg met wie
eieren voor zijn geld koos
of vertrok om wat voor reden dan ook

13.12.07

ontbedekt

ik verlang naar dagen
dat ze in regels weer
op de aarde schrijven

waarop dan gewoon
blaadjes gaan ontstaan
die met wat regen
gewassen worden

groen alle grond
wegneemt waar
ik zwart voor
ogen op sta

Ik ken ze niet

ze zeggen dat ze dat domweg doen
dat ze dat altijd zullen blijven doen
ze hebben het ook altijd zo gedaan
waarom zouden ze nu dan gaan
laat staan dat ze doodgewoon
het zich niet beseffen hoe ze
ja ze nu als eeuwen her gewoon
door zullen gaan met zeggen
dat ze met doden door zullen
gaan ze weten gewoon niet
beter wat zij elkaar daarbij
aandoen als ze hiermee doorgaan
ze straks niet meer voor elkaar
kunnen bestaan zoals we hier staan

12.12.07

Ik waan mij

mezelf - beeld is hoog verheven boven mij
zo omhoog gekeken raak ik stijgend uit mezelf
ik lift me op in spiegelbeelden glanzend lachend
ik

11.12.07

Geslepen

op een dag, ver daar boven rust een dek
van zuiver regen, wachtend op de watersnood

daar beneden reed verkeer-t, ik de weg zoekend,
ergens tussen hier en gisteren in verdwaald

vandaag was opmerkelijk groener dan verwacht
strijklicht verhelderde heinde en verder meer

ergens klopte de zon niet met weerkaatsen,
alleen rondom mij en reizigers die opstegen

een tunnelvisie was baanbrekend en uitdovend
de geur van grijs beton verving de aarde rondom

ik was puur geluk en passagier eerste klas
verdwaald en tot schrikbeeld door vertaald

in het aanschouwen van de tegenwoordige tijd
staan oude gebouwen nu om mij heen verlegen

dat is aankomen met tegendraads bewegen
een weg lang landerig achteruit gekeken

was de tocht toch overdreven vroeg te laat
het schema van een lok haar in lucht gebroken

alles vrij vertaalt vrijgegeven hemelse filamenten
de wind achterhaalt de zon daarin verkeert

Een verlate novemberdag


opgetogen overgekomen
door de vleugelslag

lamgeslagen op de hoop
van geel opvallend geel

je weet de tijd is daarop
aangekomen te beleven

een tijd van leven is de zomer
hierop dit oog nu verstreken

7.12.07

Van het overgeven

Men is hierin ietwat te algemeen
gewoonte getrouw één groot leedwezen
met een hang naar een doods verleden
denkend aan't lijf met teveel oogleden

het schijnt het moet men blijft verkeren
in de kringen rond de nacht met spook
uitbeelden van de schaduwen die dromen
men mist zover men wist zeer onbegonnen

het blijft maar steken op een idee
het leven is gegeven en genomen néé
het leven is geronnen bloedarmoede
het is wat men noemt tezeer te moede

de woede om de onmacht heen geslagen
hoe toch met lege handen en lede ogen
alles is aanschouwd wat wordt ontnomen
is binding de schakel die wordt ontbonden

6.12.07

Niets echt of eerder al geweest

je maakt toch wat vers in dit licht,
dat nog ontwaken moet door blinden.
Maar tussen regels in(die ik schreef), terug te vinden,
scheelt het nog slechts ’n spleet; zo dicht.

Zo heeft La Fontaine ook geweten
van Aesopus,.al bestond dat eerder.
Nauwgezet beschreven door Phaedrus, bemeten
afgestomd doorgegeven, met het ganzenveder.

Blijkt niets echt of is zoveel eerder al geweest.
Een gevoel dat je alleen maar hoort van magen,
waar je geen vlinder meer naar mag vragen.
Knagend tot je been en bot bent in de geest:

Als gedachtegoed dat uitgesproken zichzelf herleest.
Want alles bestaat op aarde uit verzamelwoede.

Of, hertaald verzet wordt, zo geraakt te moede
Troosteloos bind wat in de herhaling is geweest.

5.12.07

Ik ben zomaar licht in 't hoofd


Hoe door de dag en dauw bevangen
mist ieder woord omkleedt en opslokt
werd mijn spiegelbeeld te water gelaten
waarin ik op mezelf weer leek

wadend naar de overzijde van een beek
die langzaam langs mijn lichaam gleed
wortelen in mij zoveel vragen
al bladerend in mijn herfstkleed

maar voorzag ik achteraf niet dat de last
daarvan in één windvlaag mij eerder al
ontnomen was ik zou dan tooien
zoals het zomaar licht mij weer doorspoelt

ware ik van jongst af aan bemeten
al voorbestemd standvastig hier