schedel aan schedel rusten
de hologigen hongerig
met loszittende kaaksegmenten
klappertanden zich verklampend
aan het overliggend ijskoud aangezicht
onberoerd en onbewogen leegogen
kassen in de krassen van hun geest
mensenlijken ooit geweest
spelen kandelaar gelijk of Sedlec Ossuarium
knekelveld van teveel overleden talenten
die stomververveeld en stomverbaasd
de passie lezen onomwonden
van hun oorlogswonden
in niet meer te genezen gedichten
zeer bevrijdt uit het totaal verzwichte knekelhuis
der gehoorgestoorde verdicht desolate woordberoerde misselikkers.
De bel weer horen klinken die nooit een klepel had,
klinkt mij thans als muziek in de oren