dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

13.1.10

ossuarium

te hoog uit het dak gestegen
schedel aan schedel rusten
de hologigen hongerig
met loszittende kaaksegmenten

klappertanden zich verklampend
aan het overliggend ijskoud aangezicht

onberoerd en onbewogen leegogen
kassen in de krassen van hun geest
mensenlijken ooit geweest

spelen kandelaar gelijk of  Sedlec Ossuarium
knekelveld van teveel overleden talenten

die stomververveeld en stomverbaasd
de passie lezen onomwonden

van hun oorlogswonden
in niet meer te genezen gedichten

zeer bevrijdt uit het totaal verzwichte knekelhuis 
der gehoorgestoorde verdicht desolate woordberoerde misselikkers. 
De bel weer horen klinken die nooit een klepel had, 
klinkt mij thans als muziek in de oren