de wereld schreeuwt
de longen uit haar keel
met lente piept vlijmscherp
het riet net boven het vet stroperig water
terwijl een ijsvogel
voor mijn neus weg schiet
zonder keus om dit geheel
te bevriezen tegen het verlies
ik mezelf moet verliezen
in het weerzien
hoe samenhang een spelletje speelt
met mij als toeschouwer van dit feest
als lezer achter de elzenhaag
met niets om handen dan spanning
die de ontlading geeft
de accu is leeg
maar geeft geen startprobleem
dat steekt nu eenmaal
al ontdooit het beeld
dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.