Ergens op het achterland
staan ze in het geheel parmant
verwaaid hun kronen zoek
in het gelid als gebroken
bomen te vertwijfelen
in de noeste zeewind
huilend achter oude duinen
stram en afgebeten voor hun tijd
in weerbarstige kronkels tekeer
gesteld tot gedoemde eeuwigheid
van luttele zonnejaren brandend
in een voormalige zoutpan
ze ogen wat versleten niet
op de plaats aangewezen
slecht door landheren bediend
op statig tieren
de windbuilen van eeuwig huilen
in een stom gebeukte tijd
waar torsen ook trotseren is
in plaats van trots verkeren
lijk ik te meer de zee te zijn
die in de climax bos wil wezen
______________________________
de burcht te Haamstede prijkt lijvelijk in pralen
dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.