De schrijver aan de waterkant
trok sporen rond geworpen
indrukken waar hij zich bevond
uitdovend slechts voor zienden
die hoorden aan dit neigend vlak
waarop de tijd verstrijkt tot rimpel
ijlings wijkt voor al het fijne
dat zichzelf zwijgend verlegd
want wat dooft is vervagend
tot herinnering een cirkel
(weerlegd zich spiegelend aan water)
dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.