dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

28.2.08

Een black hole in mijn case

op iedere vierkante millimeter
stond wel wat af te lezen
waar hij was of was geweest
met sporen verdienen
veldslagen maken
en alles verslaan

nu stilstaan in oneindigheid
zijn ogen toegeknepen
lachte hij dagelijks
eenvoudige grimassen
herinneringen aan werelddelen
en waar of hij wel niet was
geweest met jaartallen

een vrouw en kinderen
achter zich gelaten
met een paar handen
geld verdiend en opgekrast
is de held Siberisch koud
weggestorven onverhoopt
een zeer beslagen geheugen

Oud gemaal

Op oud briefpapier
stond dit te lezen;

kokkerellen met taal
is zoveel meer dan
vreselijk veel eten

ik verbond daar
één conclusie aan
een nieuw testament
met teveel oude woorden

verhaalt van de seksuele revolte
waar iedere man met zijn revolver
raak schoot waar hij missen moest

met nog even dromen
achter de blinden
moet dit afgelopen zijn

27.2.08

Zedig delict

Hoe haar kruistocht
zich in zijn hart vlocht
ze zo samen smolt
tot rozenkrans
die uit haar mond
gezocht bloeiend
rijpend klaar stond

26.2.08

Verjaar dagen

Het ving wat regenachtig aan
vandaag de dag waarop ik verjaar
voor zover jaren tellen
zinvol is een toepasselijk begin

afscheid nemen in een glimlach
wetend dat de middag breekt
de tuin zien zitten met een hoed op

langslopend goede dag wensen
tot volgend jaar met ondertussen
dagen tellen als bonenstaken
in de grond zetten is hoopdragend

het gesprek zonder reden ving aan
met een aanleiding op grond
van deze verblijfstijd in jaren
die verstreken zijn tot slot

met iedere beweging losraken
van een verleden in vaarwel
de eerste knoppen in ontluiken
en gewaarworden wat is geweest

25.2.08

Een land tot steen verzet

waar het land eerder niet leefde
alles gewoon nog innemend was
nog niets nadrukkelijk naar
de hand gezet

bleek later meer nog ingenomen
de broek tot watergang weerlegd
zich nu net zolang te schikken
van pijp zo maakbaar tot overloop
gebied en zo het hart vast houdt
tot de steens des tijds zich
daarop vastlegt

19.2.08

geleende oploop

De schrijver aan de waterkant
trok sporen rond geworpen

indrukken waar hij zich bevond
uitdovend slechts voor zienden

die hoorden aan dit neigend vlak
waarop de tijd verstrijkt tot rimpel

ijlings wijkt voor al het fijne
dat zichzelf zwijgend verlegd

want wat dooft is vervagend tot
herinnering een cirkel in water

18.2.08

Een heel vreemd vergezicht

schijnbaar licht
neigend naar een meer
zoals je voorbij de IJssel ziet
nooit vormvast toch houvast biedt
met verder kijken dan een windveer
die het water onverschrokken maakt
wegstroomt zoals het ook hoort

tegenzin

Vandaag wat tegenzinnen aan het verzetten
zo'n zon overgoten stilzittend moment
van dingen die zo tegen zitten
dat ik de zo daar echt bij nodig heb
die naar het scheen zou schijnen
maar het achterwege liet
waarop de koude stilte tegen de schaduw
wachtend wit uitgeslagen aanzat

15.2.08

Climax naar draagkracht

Het is meer dan een mensen levenlang
me lief om wat het heeft doorstaan

maakt alles kort waar met doorbladeren
te klein het monotoon moment weergeeft

naar zichzelf neigend reikt dit aan
voorwaar geen noot in het voorbijgaan

een plaag waar bossen in verlanden
de beuk erin 't diep verlangen

verzonken woud heerser van zelfcensuur
waar de monocultuur tot niets vervalt

behoedzaam hoeden met wat behouden is

Levensloop

De schrijver aan de waterkant
trok sporen rond geworpen

indrukken waar hij zich bevond
uitdovend slechts voor zienden

die hoorden aan dit neigend vlak
waarop de tijd verstrijkt tot rimpel

ijlings wijkt voor al het fijne
dat zichzelf zwijgend verlegd

want wat dooft is vervagend
tot herinnering een cirkel

(weerlegd zich spiegelend aan water)

11.2.08

Naar C.

Ergens op het achterland
staan ze in het geheel parmant
verwaaid hun kronen zoek
in het gelid als gebroken
bomen te vertwijfelen
in de noeste zeewind

huilend achter oude duinen
stram en afgebeten voor hun tijd
in weerbarstige kronkels tekeer
gesteld tot gedoemde eeuwigheid
van luttele zonnejaren brandend
in een voormalige zoutpan

ze ogen wat versleten niet
op de plaats aangewezen
slecht door landheren bediend
op statig tieren
de windbuilen van eeuwig huilen
in een stom gebeukte tijd

waar torsen ook trotseren is
in plaats van trots verkeren
lijk ik te meer de zee te zijn
die in de climax bos wil wezen

______________________________
de burcht te Haamstede prijkt lijvelijk in pralen

B. de beuk erin.

De maan legde een strijklengte
bleek spoor over de waterpartij

we liepen zowaar afgemeten
in de pas voorbij glad en nat
wat onvolkomen groen
het voorjaar door genietend
met ouder worden toch nog
onverwacht nauwgezet dit

zoals de beuken van aarde
afstromen in bedenkelijk
stram wortelgestel
ontbloot geheel onthouder
spelend op de toppen
van hun kunnen

kroongetuigen zijn ze
van lente beelden
bij akkers op de vlucht
voor voorjaar bloeiers

ze bieden houvast
aan mijn oogopslag
bij het voorbij gaan

hoor je stilaan stevig
rust uitstralen en zie
waar het allemaal op
uitloopt in de houtwal
met niet meer dan dat
achterstallig
onderhoud plegen


___________________

gisteren in de zon stonden nog wat plantsoen medewerkers te keufelen over plantmateriaal: "Er moeten treurbeuken in, want die spiegelen zichzelf beter in de ogen van een ander bij het ontbotten. "

5.2.08

Tobbedans


dit leven hier dat heeft wel iets
van spelende kinderen aan zee
gebeuren op de deining mee
kabbelende golven voor niets

tijd als overwegend de afwezige
wazige zee mist op’t zon gestrand
overuren met voetafdrukken op zand
aflandig zoutlichaam niets nuttigs bezige’

nog slechts enkele sleeptouwen
die dollen tegen de vooruitgang
afbreken of loszand verankeren
alles gericht tegen het veranderen
op ’t zweven van de meeuwenzang
dobberen tegen tobben over vertrouwen...*

*>Peinzend je suf piekeren in de zeespiegel<



(zo nu nog even iets in elkaar fietsen tegen vooruitgang)