Een nachtvorst deed er wonderen bij
bleek blauw licht toveren in volle maan
naar het scheen voldoende om
voort gedreven te gaan
op afgeslagen wegen vergeven
van de sporen van leven
met moeizaam waden om 't overleven
was al luisterend te leren
vergeten waar de hondsroos bloedrood tooide
veel uitgegraven werd al fluisterend
tot op de bodem uitgediept
de tijd verliep wel met nagesproken woorden
die er niet toededen
zwijgend in twee monden ingebed
lip lezend zo vanzelf-sprekend was
er geen afscheid voor vaarwel te geven.
dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.