op het strand de weerslag van de gladde zee uitloopt
in het zand kabbelend alles wordt tot
welvingen van de neergelegde wind
het zelfgevoel van strelen
weerbarstig porselein zich opent
tot het licht breekt in de schelp
zijn twee gelijken delen
tot weerspiegelen van het binnenste weerkeert
het porselein vanuit in water opgeloste bouwstof
wordt het lichaam één en al hartslag
kilo voor kilometer huidcontact
op een spanningsveld knetter
met knetteren spetterend hard
smekend de hand met liplezen
de neerslag legt zich uit tot weekdier
dat het huis verlaat om wille van het beter
alleen delen tot twee parelmoeren
van de beklede binnenzijden
tot het gemoed adembenemend
hoorbaar tegen het oor de zee weergeeft