waar ik verstild van sta
het verbreden van de weg
gaat niet gepaard met overwegen
is de tongval uit de hoogte
van ooit veelbelovend bladerdek
nu teneer geslagen stomheid
van met metaalglans beslagen
de hardheid van ramen
af te leiden valt
dat weergeeft in spiegelen
de kaalheid van de straat
met in de weg staande peppels
te hard doorgeschoten in zomervreugde
kreunend onder kettingzagen
breekt geluk in tweeën
rustend nog een uitbottende stronk
zoekend naar een hemels licht
tot de laatste hoop
wordt uitgestoken door de schop
waarmee alles de grond wordt
uitgeslagen
want bij het inslaan van de weg
der gebaande paden breekt
spiegelbeeldig een verleden