dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

28.2.06

als ik later groter ben

ooit kom ik beslagen te ijs
als paard achter de wagen
een waarheid als een koe

ooit kom ik te water
in het wak
nat pak en koude leden griep

ooit kom ik
en zal het weten
dit leven is een gat
vol tegenslagen

ooit kom ik
daar boven op
die ene bergtop
van drop en weet
ik vreet het op zo ziek
te bovenkom
ik te hoop gelopen
tegen mij
en kruip ik in mezelf
terug

ooit kom ik mezelf
te boven ontstijg ik
ooit
kom ik
klaar met mij
ooit

de aanklacht

Het was een schotschrift
voor de boeg
schimpscheuten
m te overleven

de zinnen wreed
en overdreven
haar woede
tomeloos gewoon

voor de draad d'r mee
het zit haar tegen
de nachten zwarte
gaten de dagen gelijk

ieder gerucht vanuit de muren
is uitgerukte hinder
breekt de hel uit
opgelost tot een orkaan

ooit baarde zij vreugde
nu slechts zorgen
haar schoot een schimpscheut
drijft de spot uiteen

26.2.06

Tocht

Open
Er is geen deur
geen ramen en
geen muren
zonder ruimte
niets weerhoudt
de leegte meer
toch slaat alles
dicht

25.2.06

Gedachtegangen

Gedachtegangen
Mijngedachten aan haar zijn
gelijk opgerakkelde verhalen
als oude verweerde lagen
brokkelend uit de schachten
gestut met jonger jaren
uitgeput als rotte dragers

ooit paleis van teveel gouden
jaren rusten nu de zwarte gangen
in dieper zin besloten onder
gelopen in dit keurslijf
vol van vragen afgesloten

20.2.06

Leger plaats

leger ben ik
legerplaats
ik ben legerplaats
een klein defensieapparaat
ooit ter verdediging gericht
een overlevingsstrategietje
met liefde al mijn wapens
op jouw kaveltje ingezet
maar nu ontmantel ik
raak uit taken minder ingezet
een vredesmissie en bij domeinen
is onklaar
mijn landmijn weg gezet
waar mee ik bomkraters liet
in meldingen hoe zeer ik lief
nu leger ben
leger plaats
rust
ben.

snoei-hard

snoei-hard
in het prille late winterlicht
een schijnbaar nonchalante krans
van wild en war aan waterloten
dat ben ik 't zijn mijn zinnen
maar ze schieten alle kanten langs

en dan de snoeibaas

ja, dat ben ik ook met zaag
een schaar een tang die kwast
trek ik er stevig langs van leer
het woeste bos nu weg er mee

en kroonluchter ben ik nadien
helderziende appelboom met rode
van boskoop wangen gezond
voor iedereen een begrepen woord

en nooit meer onvertogen
de verstrikte woekeraar
te boek als één begrijpelijk gedicht

én dat dan voor één jaar
dan verdicht ik lekker onbegrepen weer
tot geen gezicht en onbegrepen dicht.



(ik bedoel maar, gekker kan je het toch niet maken; in de herhaling)

17.2.06

kruisbestuiving


Er tussen (in)
Zou je kunnen leven
voor een appel en een ei
jij voor mij en ik halverwege
zo wij ergens daar tussen in
staan voor een habbekrats
minder voor de vuist weg
zeg ons in deze
dat is juist de maat
gewichtig genoeg

zalvend

zalvend
de afvlakkende matheid van haar spreken
uitputtend tot de diepste lagen van verstaan’
brengt een met stomheid geslagen rust
een doodse stilte van jewelste
een gewelddadig overwicht

15.2.06

Dikke tranen echt verdriet

het regent dat staat vast met huid en haar
verzopen sta je daar stil te staren naar


de platte steen is in de regel goed bekrast
als goed geletterde kan ik hier lezen


het is niet de kiezel die de voet omspeelt
daarnaast een tooi is ook een bloemenzee


nee het zit niet mee het is een hoop
goed gedolven voor me neergelegd


het zwijgt alom en zachtjes tikt
in ruisende bewoordingen het hout


luisterend oor te vleien aan de boom
vertelt in hoog opgeschoten klimop


hier rust het lenteweer in mussenkelen
hoor ‘t wintert nog maar breekt door

13.2.06

onverwacht

en plotssklaps lag er weer een link,
je weet het weer, de dag, uitgebuidt
voor een andere, daartussen nacht
en spelt de uren op je mouw

uitgeruild, en nee, daar staat niet uitgehuild,
het is gewoon een overslag, voor even gegrepen
en nee, er staat weerom niet begrepen,
het is alleen meer vluchtig, een gevoel

ja, even dat is een antwoord is een tijd
waarin je denkt je bent vandaag geweest
morgen zoek ik zelfs een andere dag
zo ruil je in gevoel, de jas, een andere dag
uitwisselbaar meer niet.

11.2.06

toetsend

Je zou het eens moeten vinden
iemand die leest als op laag water
weet heeft van wat leeft
in dunne laagjes over kiezel
zilvervlies en druppels telt

waar een flessenhals de ziel leegt
overvloedig in één woord stromend
heet inhoud van buiten kent en

proeft en hoort hoe klaterend
in de nevel leven ook
heldere beelden schenkt

10.2.06

Het huwelijk.

het is klei
je moest het kneden

de lat er op
tot de huid plooide

het liet leven
de structuur die trof
raakte uit
verhouding
steeds minder
vormvast

en je vergat
het model dat leed
al eerder daarin
een eigen leven

7.2.06

Morgen komt

Waar het zijdelings mee begon
en alras weer gister bleek

zoveel eerder
dan verwacht

het is een gelopen race
de wedren voor leven

onbegonnen reis
in teveel aan woorden

vangt het verleden aan
en wordt uitgesteld heden

Kameleon

Als ik van licht ben
speel ik stralend

met de kleuren van mijn huid
en kan doven wanneer ik wil

De dingen

om ons heen
ik vat ze samen
tot één geheel
van stilte binnen

De ijsgang

met diepgang onderkoelt
bewust worden van nattigheid

met een hogere dichtheid
koud water om je heen

nog reus maar dat went
je smelt met warmer worden

dekmantel een berg geweten
lost met liefde op tot niets

4.2.06

Lauwmaand

ze zijn sprekend
een gebroken taal
slechts te verstaan
als overlevering

hun voorwaarden
tekort geschetst
de verblijfsvergunning

de waarheid daarvoor
rust achter hun ogen
voorbij een landsgrens

Vers in het geheugen

Gegrift, ik weet nog het oude riet
en hoe ik daarin leven zocht
op de toppen afgestorven
halmen trof daar ingetogen pril

het waren tijden bitter stil
met vorst sloeg de neergang
op grond van de verwachting in

Wat ik wil

Wat ik wil

Voorgoed onherroepelijk zijn
blijven wie ik ben en
nader tot een ander
meer mezelf ook zijn
wat ik wil is gewoon

in samenspraak met mij

..en daar ging je dan met je hoofd
nog in de wolken lang uit op je ..

.. even later vluchtig een blik achterste
voren leerde je hoe de struikel zat..

..geenzins vergissen domweg gewoon
menselijk als mist om dromen is verdwenen..

weer beide benen terecht omhoog gestoken
als je verstoken bent (van wolken krabben)..

Orakel


gesneld de kop zo hol
op sokkel zwaar ontzet
het zwembad in dagbad
bevrijding in die zin zijn
bloedsoldaten in het geding

ontzag wekkend
hoe de tiran verwordt
tot pillendoos

de kwakkelbaas
een heilsoldaat
naast moordenaar
voor 't klaslokaal
van dolgedraaide pupillen

kind van de rekening
voorwoord bij vrijheid
rest erosie in de spijt
erotiek van het geweld
de ontzetting

tot volksverlakkerij
nagel aan de schandpaal
geen publiek als steunpilaar

van bevrijder tot ontzetter
slaat zijn eigen kop op hol
stelt zijn eigen vragen maar

---verontwaardigd begreep ik R geen hol meer van

2.2.06

Ravelijn

Vooruitstrevend
vooruitstekend
vooruit boegbeeld
voor mezelf uit
borstbeeld zijn

dat alles en dan uitmuntend
blikkend glimmend stralend
weelderig ik zijn

opgedoft en uitgedost
verdommenis ik wou
dat dit geen man meer is

1.2.06

Neem februari eens




Neem februari eens

met de bloemen op het raam
kwam daar kindje op te staan

steenkool warm verlangen
zwarte hand en vuil gelaat

bloemkoolpapje op het stadsgas
klontjes griesmeel in 't haar

kinderkamer balkon op 't westen
werkte zich grondig uit de nesten

mams teveel stapje pasje afgemeten
koud de straat op autoloze adem

jaarlijks feest in weer
en wind herinneren

vlees en bloed
uit het ijs vandaan

wij dichters

wij, dichters, schrijven veel
je jou jouw hij zij mij ik jij wij
allemaal en veel zo bij elkaar
we zitten op over onder voor boven
in met door tegen alles aan een traan
en snik de lach het handgebaar
de rare taal komt voor mekaar
het barst breekt scheurt schreeuwt
alles tot woede weelderig woest
het sentiment de emotie tot het koel
cement van de grammaticale snaar

zo zijn wij wij dichten alles los
wat vast en vast wat zeker
zeker alles zo zijn wij dichter
verder van ons zelf vandaan
meer van een ander maar nooit
dichter bij het hart
dat slaat maar door en over voor
het bloed omgeven stromen de taal maar zo
onnoemelijk koud te verstaan waar
het uitjouwtjes hijtjes hetjes zijtjes
bijtjes mijtjes en ander gedierte bestaat

Wel, mijn bril beslaat, ik kom klaar én daarna weer op verhaal

Dit is niet mals

laat staan vers

poëeten zijn
suggestie

vellingen
als warme broodjes
emotie

venten
voor ieder wat wils

voor de bakker
ermee
komt het
oud bakken

valt het
niet

meer in smaak