dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

4.10.06

Wenken op herfsttijlozen


Zie de vlieg
klein wenkend
dier een jaargetij
verder is het winter
weer een seizoen

24.9.06

Zie de mens, ook dat ben ik
kijk dat ben ik te voeten uit mezelf
uitgebeeld 2 dimensionaal
een dun laagje werkelijkheid
van hooguit een dag of wat
geleden
domweg afgedrukt
zie de mens hij diept
zichzelf uit:





voor mezelf ontsloten

ik ben de loper
met de baard
op ieder slot
pas ik

in iedere bontebaard
slot van genot om daarin
te ontsluiten klaarkomen
is het juiste kruiswoord
________________________________

9.6.06

De voor-uit-gang

De trein in,de beweging in het stralend weer.
De lucht lacht in lichte meisjes
kleding, doorzichtig op de belijning.
Het blauwe is contrastrijk,
gelukkig, eeuwig in de hemel
tegen de grille verwoesting
van de steenhopen die Den Haag tooien.

Het is grappig, of heet (vandaag) dit nu schrale troost,
terugreizend in die zin begrepen, de oude poldersloten
voorbij Leiden te zien verworden tot een omlijsting
van betonskeletten. Het sterkt hard te weten
met gele boterbloemen op de rode zuring.

Het is nu, en, hoog zomer, achter het glas.
Blauw op groen en groen op blauw watergangen
en tot nu heb ik alleen steenhopen zien grazen
in de weide bij twintig graden.

Inmiddels wordt het donker voor ogen,
een tunnelvisie verengt de blik.
Een waar Shiphol en waar dat al niet toe leidt.
Het benauwd. Gelukkig
bestaan er nog lachende mensen
op het overdekte perron. Te delen valt er veel en iemand
legt een treinkaartje vast op de foto
en leidt zijn bestemming later daaruit af.

3.6.06

Ik mis je

ik mis je

lichaamstaal om aan te horen hoe het staat

ik mis je

om aan te voelen hoe zacht je gaat

ik mis je

tong spreekwoordelijk om de smaak

te proeven in mijn woorden uitgedrukt

ik mis je

blijvend stuiten op je borsten

zo dichter tegen mij aan

ik mis je

heerlijke armen wijdbeens om mij heen

geslagen hand en voetenwerk

ik mis je

met huid en haar om mijn handen

daarin te verstaan

ik mis je

op het oog om te lezen

hoe jouw ademtocht nu gaat

ik mis je

sprekend om mij heen

geslagen lief

ik mis je

schoonheid dat is een troost

gelijk ik ook eigenlijk jouw

aanwezig zijn

ik je mis

zelfs als je blijvend gaat

13.5.06

Pootgoed



De levenslust hangt er gebroken bij
het spookt in lichten en in 't verse
waar tot dor en droogte het verkreukt

zo zonnebeeldig schaduwdicht
zwart een zucht en vederlicht
dwaalt het stoffig
wereldwonder het bospad af
het speelt nog wat met zingeven
sporadisch opgetrokken
groene schijn van weelderige bladerdek

hier breekt het door en verdeelt het zich
de samenhang van wat men ziet
het huis van lust tot weerbast weer omgeven
een zucht een deining en een ruisend lied

de wind beweegt en
stilstaand taant de tijd
tot vuurvlam rood de strooisellaag voor laag
de bodem weer verlaat
vertraagt de smullende onzin daarin tot stof
wat weer tot as vergaat

en zwijgend trekt de grijze rookzuil
aandachtig zijn sporen door het land

10.5.06

In één ommezien:verwonder! jeje


het is verbijstering in één oogopslag
een breukvlak met brekingsindex nul
recht door zee getrokken golft het nog
nader tot de essentie dringt het door

hoor het kabbelen van de jood
bruin en walmend toen uit de stopfles

zie het arabiers van gom voorzien
het is onleesbaar zo het hoort


meer nog dringt het door
het vlees dit is het woord
een scheppingsdrang voor wie
hoort en verstaat het wrang


ik verklein daar met de dag
tot je zet je in verzetje tot ik jeje

verminiatuur bij het leven ingedikt
tot niets dan lijf en leden spijs ik je rijk.

22.3.06

Geel

aan de kant en in de hoek
in eengedoken twee
de blinde muur biedt hoop
en uitzicht als tijdsverblijf

alles is bagage als vaste last
hun inkomen bestaat uit dromen
verder staren dan morgen
is niet van pas

de peuk bevend ter hand
en gespreksstof slechts
overleven

even zon in het gezicht
laat ze bewegen
geld geteld om uit te geven
stilaan is de nachtvorst
gister en vandaag
de supermarkt even

11.3.06

Lens

Lens
Loepzuiver ben ik
in ogenschouw genomen
voor de draad er mee
dat deed ter zake
tot op de graat mijn huid
bekeken aderlating
haarfijn uitgeplozen
lichtte zij mij
er uit

goed beschouwd
op zij gezet

Xylotroop

Xylotropie
het xyloliet liet het nog zien
de hardheid die je ziet
versteende hart het hout
het is sterk in zachte zin
gevat onder druk gezet
de dood aantoonbaar
van de wijs gebracht
met lytops als levend bewijs

9.3.06

Staccato, een vreemde vriend

Achter glas de bril verdwaalt
door teveel aan bladeren
speelt de drukte hardhandig
een geruchte stroom op gang gebracht

onrust is zijn reisgenoot
strak in het pak gezette carrière
succes leest uit zijn mooie kapsel
zijn oogt eerder nog vertrouwt

ja ooit was optrekken ons wild beest
over de steppe ‘t malse gras getrokken
steden deden onze ogen openen
nachtelijk mijmeren in een schoot
gebrand volwassen vreemd
hij spaart tijd uit in ons treffen

jeugdig woordboek bekend geraakt
dagen slenteren kort voor ons weten
het bladeren heeft zijn tol geëist

het eindpunt is voor mij halverwege
hij reisde zo als gewoonlijk verder
sneller naar zijn hand gezet
de ordeportefeuille leert glansrijk

2.3.06

Op de T

Haar jas is zwaarder dan het aanhangend water
verder licht gekleed
al was het ook een koude golf
dit doorwinterend bezoek

ze maakte aanstoot over haar neus
ik sprak nog ja dat is van later
zorg laten wij de thee aandoen

het zwart geeft een sterk contrast
nu de tuin prima ruim is opgemaakt in ’t wit
een gammel hekwerk sluit op het groene gaas
aan om de kater de weg te wijzen

langs d’r achterzijde zwerft het hemelsblauw
met als decor de puinhoop van de buren
haar betonnen kop toont zorgelijk sneeuw
een bokken pruik waar een model mee zit

ze schamperde dan ook
dat deze dwaze vertoning goed
past bij mijn woning waarop ik weer
duidde dat op iets bijna niets
rijmt en dat stemde haar
die eerder al het woord had
weer tevree als evenbeeld

1.3.06

Contrastvloeistoffen



ze hangt

aan zijden draden om mijn wereld heen
verweven tussen weten en voelen gesponnen
beweert zij zwijgend een levenslang verlangen
als huid zo strak gespannen
zijn

de vangst
in hoop en angst een verleden gelijk
uitgebouwd tot lichaam om haar heen
het ligt in vlees gebed haar wel te zijn
het behagen in de
taal

uitgedrukt
de resten as dit smeulend rookgordijn
van omhullend kleuren grijs getint glas
kringsporen van d’r zinnen spellen
behoedzaam woorden
overwegend

als liefde
gelijk een héél klein liedje van vier woordjes
kan haar leven met alles delen dat zij bezit
gewoon heb je lief een schat zonder omhaal
bewaren daarvoor niet er voor of na
minnend

aanverwant
treft het samen gesmolten één geheel
van lijf en leden voortschrijdend weten
gemeten met haar maten en weer vergeten
last tijden gewassen haar gesponnen
aandeel

28.2.06

als ik later groter ben

ooit kom ik beslagen te ijs
als paard achter de wagen
een waarheid als een koe

ooit kom ik te water
in het wak
nat pak en koude leden griep

ooit kom ik
en zal het weten
dit leven is een gat
vol tegenslagen

ooit kom ik
daar boven op
die ene bergtop
van drop en weet
ik vreet het op zo ziek
te bovenkom
ik te hoop gelopen
tegen mij
en kruip ik in mezelf
terug

ooit kom ik mezelf
te boven ontstijg ik
ooit
kom ik
klaar met mij
ooit

de aanklacht

Het was een schotschrift
voor de boeg
schimpscheuten
m te overleven

de zinnen wreed
en overdreven
haar woede
tomeloos gewoon

voor de draad d'r mee
het zit haar tegen
de nachten zwarte
gaten de dagen gelijk

ieder gerucht vanuit de muren
is uitgerukte hinder
breekt de hel uit
opgelost tot een orkaan

ooit baarde zij vreugde
nu slechts zorgen
haar schoot een schimpscheut
drijft de spot uiteen

26.2.06

Tocht

Open
Er is geen deur
geen ramen en
geen muren
zonder ruimte
niets weerhoudt
de leegte meer
toch slaat alles
dicht

25.2.06

Gedachtegangen

Gedachtegangen
Mijngedachten aan haar zijn
gelijk opgerakkelde verhalen
als oude verweerde lagen
brokkelend uit de schachten
gestut met jonger jaren
uitgeput als rotte dragers

ooit paleis van teveel gouden
jaren rusten nu de zwarte gangen
in dieper zin besloten onder
gelopen in dit keurslijf
vol van vragen afgesloten

20.2.06

Leger plaats

leger ben ik
legerplaats
ik ben legerplaats
een klein defensieapparaat
ooit ter verdediging gericht
een overlevingsstrategietje
met liefde al mijn wapens
op jouw kaveltje ingezet
maar nu ontmantel ik
raak uit taken minder ingezet
een vredesmissie en bij domeinen
is onklaar
mijn landmijn weg gezet
waar mee ik bomkraters liet
in meldingen hoe zeer ik lief
nu leger ben
leger plaats
rust
ben.

snoei-hard

snoei-hard
in het prille late winterlicht
een schijnbaar nonchalante krans
van wild en war aan waterloten
dat ben ik 't zijn mijn zinnen
maar ze schieten alle kanten langs

en dan de snoeibaas

ja, dat ben ik ook met zaag
een schaar een tang die kwast
trek ik er stevig langs van leer
het woeste bos nu weg er mee

en kroonluchter ben ik nadien
helderziende appelboom met rode
van boskoop wangen gezond
voor iedereen een begrepen woord

en nooit meer onvertogen
de verstrikte woekeraar
te boek als één begrijpelijk gedicht

én dat dan voor één jaar
dan verdicht ik lekker onbegrepen weer
tot geen gezicht en onbegrepen dicht.



(ik bedoel maar, gekker kan je het toch niet maken; in de herhaling)

17.2.06

kruisbestuiving


Er tussen (in)
Zou je kunnen leven
voor een appel en een ei
jij voor mij en ik halverwege
zo wij ergens daar tussen in
staan voor een habbekrats
minder voor de vuist weg
zeg ons in deze
dat is juist de maat
gewichtig genoeg

zalvend

zalvend
de afvlakkende matheid van haar spreken
uitputtend tot de diepste lagen van verstaan’
brengt een met stomheid geslagen rust
een doodse stilte van jewelste
een gewelddadig overwicht

15.2.06

Dikke tranen echt verdriet

het regent dat staat vast met huid en haar
verzopen sta je daar stil te staren naar


de platte steen is in de regel goed bekrast
als goed geletterde kan ik hier lezen


het is niet de kiezel die de voet omspeelt
daarnaast een tooi is ook een bloemenzee


nee het zit niet mee het is een hoop
goed gedolven voor me neergelegd


het zwijgt alom en zachtjes tikt
in ruisende bewoordingen het hout


luisterend oor te vleien aan de boom
vertelt in hoog opgeschoten klimop


hier rust het lenteweer in mussenkelen
hoor ‘t wintert nog maar breekt door

13.2.06

onverwacht

en plotssklaps lag er weer een link,
je weet het weer, de dag, uitgebuidt
voor een andere, daartussen nacht
en spelt de uren op je mouw

uitgeruild, en nee, daar staat niet uitgehuild,
het is gewoon een overslag, voor even gegrepen
en nee, er staat weerom niet begrepen,
het is alleen meer vluchtig, een gevoel

ja, even dat is een antwoord is een tijd
waarin je denkt je bent vandaag geweest
morgen zoek ik zelfs een andere dag
zo ruil je in gevoel, de jas, een andere dag
uitwisselbaar meer niet.

11.2.06

toetsend

Je zou het eens moeten vinden
iemand die leest als op laag water
weet heeft van wat leeft
in dunne laagjes over kiezel
zilvervlies en druppels telt

waar een flessenhals de ziel leegt
overvloedig in één woord stromend
heet inhoud van buiten kent en

proeft en hoort hoe klaterend
in de nevel leven ook
heldere beelden schenkt

10.2.06

Het huwelijk.

het is klei
je moest het kneden

de lat er op
tot de huid plooide

het liet leven
de structuur die trof
raakte uit
verhouding
steeds minder
vormvast

en je vergat
het model dat leed
al eerder daarin
een eigen leven

7.2.06

Morgen komt

Waar het zijdelings mee begon
en alras weer gister bleek

zoveel eerder
dan verwacht

het is een gelopen race
de wedren voor leven

onbegonnen reis
in teveel aan woorden

vangt het verleden aan
en wordt uitgesteld heden

Kameleon

Als ik van licht ben
speel ik stralend

met de kleuren van mijn huid
en kan doven wanneer ik wil

De dingen

om ons heen
ik vat ze samen
tot één geheel
van stilte binnen

De ijsgang

met diepgang onderkoelt
bewust worden van nattigheid

met een hogere dichtheid
koud water om je heen

nog reus maar dat went
je smelt met warmer worden

dekmantel een berg geweten
lost met liefde op tot niets

4.2.06

Lauwmaand

ze zijn sprekend
een gebroken taal
slechts te verstaan
als overlevering

hun voorwaarden
tekort geschetst
de verblijfsvergunning

de waarheid daarvoor
rust achter hun ogen
voorbij een landsgrens

Vers in het geheugen

Gegrift, ik weet nog het oude riet
en hoe ik daarin leven zocht
op de toppen afgestorven
halmen trof daar ingetogen pril

het waren tijden bitter stil
met vorst sloeg de neergang
op grond van de verwachting in

Wat ik wil

Wat ik wil

Voorgoed onherroepelijk zijn
blijven wie ik ben en
nader tot een ander
meer mezelf ook zijn
wat ik wil is gewoon

in samenspraak met mij

..en daar ging je dan met je hoofd
nog in de wolken lang uit op je ..

.. even later vluchtig een blik achterste
voren leerde je hoe de struikel zat..

..geenzins vergissen domweg gewoon
menselijk als mist om dromen is verdwenen..

weer beide benen terecht omhoog gestoken
als je verstoken bent (van wolken krabben)..

Orakel


gesneld de kop zo hol
op sokkel zwaar ontzet
het zwembad in dagbad
bevrijding in die zin zijn
bloedsoldaten in het geding

ontzag wekkend
hoe de tiran verwordt
tot pillendoos

de kwakkelbaas
een heilsoldaat
naast moordenaar
voor 't klaslokaal
van dolgedraaide pupillen

kind van de rekening
voorwoord bij vrijheid
rest erosie in de spijt
erotiek van het geweld
de ontzetting

tot volksverlakkerij
nagel aan de schandpaal
geen publiek als steunpilaar

van bevrijder tot ontzetter
slaat zijn eigen kop op hol
stelt zijn eigen vragen maar

---verontwaardigd begreep ik R geen hol meer van

2.2.06

Ravelijn

Vooruitstrevend
vooruitstekend
vooruit boegbeeld
voor mezelf uit
borstbeeld zijn

dat alles en dan uitmuntend
blikkend glimmend stralend
weelderig ik zijn

opgedoft en uitgedost
verdommenis ik wou
dat dit geen man meer is

1.2.06

Neem februari eens




Neem februari eens

met de bloemen op het raam
kwam daar kindje op te staan

steenkool warm verlangen
zwarte hand en vuil gelaat

bloemkoolpapje op het stadsgas
klontjes griesmeel in 't haar

kinderkamer balkon op 't westen
werkte zich grondig uit de nesten

mams teveel stapje pasje afgemeten
koud de straat op autoloze adem

jaarlijks feest in weer
en wind herinneren

vlees en bloed
uit het ijs vandaan

wij dichters

wij, dichters, schrijven veel
je jou jouw hij zij mij ik jij wij
allemaal en veel zo bij elkaar
we zitten op over onder voor boven
in met door tegen alles aan een traan
en snik de lach het handgebaar
de rare taal komt voor mekaar
het barst breekt scheurt schreeuwt
alles tot woede weelderig woest
het sentiment de emotie tot het koel
cement van de grammaticale snaar

zo zijn wij wij dichten alles los
wat vast en vast wat zeker
zeker alles zo zijn wij dichter
verder van ons zelf vandaan
meer van een ander maar nooit
dichter bij het hart
dat slaat maar door en over voor
het bloed omgeven stromen de taal maar zo
onnoemelijk koud te verstaan waar
het uitjouwtjes hijtjes hetjes zijtjes
bijtjes mijtjes en ander gedierte bestaat

Wel, mijn bril beslaat, ik kom klaar én daarna weer op verhaal

Dit is niet mals

laat staan vers

poëeten zijn
suggestie

vellingen
als warme broodjes
emotie

venten
voor ieder wat wils

voor de bakker
ermee
komt het
oud bakken

valt het
niet

meer in smaak

31.1.06

Trouw maatje


Ik heb een piep klein traumaatje
noem het levensmetgezellin
maakt het zachter voor de weke tijden
dat de kop het zand verlaat
met te verhalen wat ik verzin

het is 'tjonge jongen jonge jonger
blijvend bij in mijn verlangen
om te jagen op de rust
de nachten worden dikke vrienden
de dagen jachtseizoenen

jaargetijden ellenlange winterskou
schending schande schaad je laat je
mijn pieter peuterig klein maatje

weet haar raad met daad te staan
verstaat mijn heden uit verleden
tijd en geest en o dat beest
het leest mijn zenuwbaantje
op de schaats zo scherp gesneden
glad op mijn gemak
weer op mijn bek
weer in 't wak

waak ik in helse kou bevangen
en weet de nachtmerrie haar
verlangen ontembaar draven
over woeste wilde stromen
dalen heuvels bergklippen
er tegen op val ik te pletter

rust tot slot mijn liefje
je oogjes branden in je
hoofdpijn en een maag
ochochie jochie krampje
laat theetje doekje lampje
schenkje kopvol warm dampje
zweetje je nog en weet je


morgen komt de zon echt
waar weer op je koppie
stralend op en wolkje au
regen met donderkop auw
't is over met 'n huilbuitje
builen vallen nu eenmaal
altijd uit de voltooide tijd
voldongen feitjes maatje

je maatje is haar meisje
zoek haar niet je bent haar
en zij is jou zoveel eerder
zoek geraakt in je jongenshart
gelag is nu eenmaal stommer staan

26.1.06

Krimpscheuren

Het was te strak
beklemde wat
in de beweging

té strak in 't pak
onbegonnen werk
keurslijf om verpakking

te mooi om waar te zijn
het brak en scheurde er vanaf

de huid gestriemd
met nog een kras
op het voorhang
van het heilig-

dom

ruk met heftige beweging
kramp wat pijn
van de beleving hoe schoner
kleed de lappenmand
in gleed

je groeit er uit
en dat was dat
té mooi om terug
te kijken

25.1.06

Het is kranig zo als u hoort

Het is kranig zo als u hoort

ik heb de tand des tijd doorstaan

met verlaten van de jongen in mij

het was een bloeiend lot

de ooit bloeiende kersbloesem

in de wintertuin

te rangschikken in een vaas

faalangst omgezet in bindingsangst

broodnodig ben ik voor mezelf

welgesteld een evenbeeld

Schijn - vrucht

‘t licht verteerbaar vers
dit is ‘t dan het rijp
al had ik liever rijm
gehad dan deze kers

waar bloedrood nu
mijn lippen te lijp
ik de lieve lezer slijm

kom pluk de vrucht
voorproef de klucht

die ik zo voos en sluw
gelijk de vos voor u verzon
nu bitterzoet hoe ruw
als de dood alweer begon
hoe rijp het rijm kan zijn

Steeds! (bij de herhaling)

Steeds! (bij herhaling)

Voor haar trek ik alles uit
de kast
En loop geheel naakt
ontdaan
met mijn schedeldak ontbloot
zo kaal
in de zevende hemel rond
de last
mij voor het hoofd
gestoten
maar met geen haar op mijn hoofd
getroffen
heb ik toch als mannetje
kloten
en wil bij wijze van spreken het hierbij laten
versloffen
(dit is peristaltiek
al lijkt het meer
ochtendgymnastiek)

18.1.06

Hoe 't onbesonnetten kind in enige regels toont;

_Hoe 't onbesonnetten kind in enige regels toont;_
_ zijn pennenvruchten schroot en_
_de billen in onvermogen ontbloot_

---
Ik, pril maagd’lijk ontluikend kind; verzot.
Lik de kruisstReek zovol zinnelijk genot.

Zij geeft in overdáád aan létteren vrijen
en ik als smulpaap met mijn paars habijt,

erg lustig likkebaardend in haar tapijt,
zo donszacht schaamhaar omklede dijen,

liet mijn knop roodGloeiend hoog gericht en
verried beschonken me in‘t verlichten,
met loze woord mn dienaar te bekomen.

Nu kroel en woel ik dit verlangen leeg.
Geheel ontbloot, speel ik klaar waar met mijn hand,

goed zwak het geslacht zichtbaar ligt te stomen.
Nog spel, hoe banaal, ook ik de ontucht pleeg.
Mezelf omvat, zo de pen, zonder verstand.

__incl GR :)

11.1.06

LICHTZINNIG

LICHTZINNIG

Het is niet lichtzinnig om te ontspringen 
met gedachten van voorbijgaande aard
zij dartelen immers als elfjes door ons
 
geweten zijn zij die daarin huppelen
 
het is als de zekerheid van het ontluiken
 de knop daarin en het verstouten
tot een oorkonde aan licht
 
bewezen vruchten zijn bederfelijke waar
 
de waarheid ligt besloten in ontvouwen
groen het vers en onbegrepen blad
maagdelijk heet verlangen
 
het speelt nu eenmaal in tijdelijk zijn
 
de schede waarin de lust tot het ontbotten
besloten spreidt haar vingers uit
deze  verkleuring naar de herfst toe uit 

10.1.06

Bloemig

Bloemig
kristalhelder dit
voortreffelijk uitgebeeld

voorruit prachtig voor
dit boeket ingericht

al viel ’t zicht
verblindend tegen

er moest gekrapt
geschraapt op het harde glas

kom laten wij ijsbloemen
omtoveren tot een poederwit
krassend scherp verleden

toch is het fijn te weten
hoe smakelijk zuiverend
dit zoet smeltend water

wat wij later drinken



9.1.06

Klein waterdeeltje

En als ik flink ben
Kom ik door de mist
Een grijs kenteken
Als zwartrijder tegen-

-licht oogverblindend
lees ik neonreclame
teksten zij schreeuwen
mijn weerzinwekkend tegen-

-deel van behaaglijk
is mijn opvallend lichaam
een schaduw op de tegels
en breek ik tegen-

-deel van het evenbeeld
silhouet dat mij om-
geeft wie houdt
mij tegen-

8.1.06

kwetsen



....en soms breekt er wel eens wat
bijvoorbeeld het fotolijstje van de trap

je zat er achter glas gevangen
door je dochter ooit geschoten

al met al nu gebarsten je gezicht
gespleten als mijn gedachten