
Zie de vlieg
klein wenkend
dier een jaargetij
verder is het winter
weer een seizoen
dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.
ik mis je
lichaamstaal om aan te horen hoe het staat
ik mis je
om aan te voelen hoe zacht je gaat
ik mis je
tong spreekwoordelijk om de smaak
te proeven in mijn woorden uitgedrukt
ik mis je
blijvend stuiten op je borsten
zo dichter tegen mij aan
ik mis je
heerlijke armen wijdbeens om mij heen
geslagen hand en voetenwerk
ik mis je
met huid en haar om mijn handen
daarin te verstaan
ik mis je
op het oog om te lezen
hoe jouw ademtocht nu gaat
ik mis je
sprekend om mij heen
geslagen lief
ik mis je
schoonheid dat is een troost
gelijk ik ook eigenlijk jouw
aanwezig zijn
ik je mis
zelfs als je blijvend gaat
over de steppe ‘t malse gras getrokken
steden deden onze ogen openen
nachtelijk mijmeren in een schoot
gebrand volwassen vreemd
hij spaart tijd uit in ons treffen
dagen slenteren kort voor ons weten
het bladeren heeft zijn tol geëist
het eindpunt is voor mij halverwege
hij reisde zo als gewoonlijk verder
sneller naar zijn hand gezet
de ordeportefeuille leert glansrijk
ik sprak nog ja dat is van later
zorg laten wij de thee aandoen
het zwart geeft een sterk contrast
nu de tuin prima ruim is opgemaakt in ’t wit
een gammel hekwerk sluit op het groene gaas
aan om de kater de weg te wijzen
langs d’r achterzijde zwerft het hemelsblauw
met als decor de puinhoop van de buren
haar betonnen kop toont zorgelijk sneeuw
een bokken pruik waar een model mee zit
ze schamperde dan ook
dat deze dwaze vertoning goed
past bij mijn woning waarop ik weer
duidde dat op iets bijna niets
rijmt en dat stemde haar
die eerder al het woord had
weer tevree als evenbeeld
de vangst
in hoop en angst een verleden gelijk
uitgebouwd tot lichaam om haar heen
het ligt in vlees gebed haar wel te zijn
het behagen in de
taal
uitgedrukt
de resten as dit smeulend rookgordijn
van omhullend kleuren grijs getint glas
kringsporen van d’r zinnen spellen
behoedzaam woorden
overwegend
als liefde
gelijk een héél klein liedje van vier woordjes
kan haar leven met alles delen dat zij bezit
gewoon heb je lief een schat zonder omhaal
bewaren daarvoor niet er voor of na
minnend
aanverwant
treft het samen gesmolten één geheel
van lijf en leden voortschrijdend weten
gemeten met haar maten en weer vergeten
last tijden gewassen haar gesponnen
aandeel
de platte steen is in de regel goed bekrast
als goed geletterde kan ik hier lezen
het is niet de kiezel die de voet omspeelt
daarnaast een tooi is ook een bloemenzee
nee het zit niet mee het is een hoop
goed gedolven voor me neergelegd
het zwijgt alom en zachtjes tikt
in ruisende bewoordingen het hout
luisterend oor te vleien aan de boom
vertelt in hoog opgeschoten klimop
hier rust het lenteweer in mussenkelen
hoor ‘t wintert nog maar breekt door
ze zijn sprekend
een gebroken taal
slechts te verstaan
als overlevering
tekort geschetst
de verblijfsvergunning
rust achter hun ogen
voorbij een landsgrens
Gegrift, ik weet nog het oude riet
en hoe ik daarin leven zocht
op de toppen afgestorven
halmen trof daar ingetogen pril
met vorst sloeg de neergang
op grond van de verwachting in
Wat ik wil
Voorgoed onherroepelijk zijn
blijven wie ik ben en
nader tot een ander
meer mezelf ook zijn
wat ik wil is gewoon
in samenspraak met mij
..en daar ging je dan met je hoofd
nog in de wolken lang uit op je ..
voren leerde je hoe de struikel zat..
menselijk als mist om dromen is verdwenen..
als je verstoken bent (van wolken krabben)..
gesneld de kop zo hol
op sokkel zwaar ontzet
het zwembad in dagbad
bloedsoldaten in het geding
hoe de tiran verwordt
tot pillendoos
een heilsoldaat
naast moordenaar
voor 't klaslokaal
van dolgedraaide pupillen
voorwoord bij vrijheid
rest erosie in de spijt
erotiek van het geweld
nagel aan de schandpaal
geen publiek als steunpilaar
slaat zijn eigen kop op hol
stelt zijn eigen vragen maar
---verontwaardigd begreep ik R geen hol meer van
Het is kranig zo als u hoort
ik heb de tand des tijd doorstaan
met verlaten van de jongen in mij
het was een bloeiend lot
de ooit bloeiende kersbloesem
in de wintertuin
te rangschikken in een vaas
faalangst omgezet in bindingsangst
broodnodig ben ik voor mezelf
welgesteld een evenbeeld