dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

25.5.09

gelijk het onverricht

Al dan niet uit vrije keus
de aarde tot matras gekozen
liefdeloos tot het besef gekomen

ook de hemel is snachts een dak
boven hoofd een onderkomen
waar je nauwelijks onderuit kunt komen

rustend Adam voor de scheppingsdrang met alles
achterlaten het zachtaard ritselen
voor lief te nemen dat niets
naar de hand gezet of alles uit
de hand gelopen
een wereld weer je thuisland is

alles is je ontnomen met alles
beschikbaar bij de hand
met wat bezittingsdrang
een droom om nooit meer uit te komen

24.5.09

Verste verte

Gebakken als we toen zaten
door zon overgoten brandden wij
aan fel over been beschenen
bleek uitgebeten
ieder niet geborgen lijk een reden
om het vlees ter wille te zijn

er lag een oorsprong aan ten grondslag
om levenslang van op verhaal te komen
wat in de verste verte besloten lag
niet veel nader bepaald

20.5.09

ZIJ

Die mijn ene been voor de andere zet
zij die mijn handen steeds verder uitsteekt
die mijn ogen doorgaans de kost geeft
zij die met mijn neus overal lucht van heeft
die nooit iets uitgeeft waar ik omgeef
zij die mij de ruimte geeft waar ik in leef
die heeft het voor het zeggen wanneer ik me uitspreek

13.5.09

Het was een prachtige dag vandaag

De zon scheen
er geen schaduw
minder om te schijnen
in de tuin
waar anders
waar alles ruimte eist
speelt de tijd gedompeld
in het vooronder van de vrouw
die alles uit wat in haar leeft geen levensvreugde
dat mij nog naar het leven staat
bedachtzaam of bij het vallen van de nacht
een mond op mond beademing

12.5.09

Foton

Als licht bewegen
dromen waar het op staat

geen woord of toon in kleur alleen
onveranderd van het komen weer gaan
maar wel spreekwoordelijk

de gang nagaan van het bewogen
beeld een onbeschreven tijdgeest
die eeuwig leeft de bron van energie die nooit afneemt
wat eerder
uit golven
voort bewogen


is

broodnodig juist
iets om het lijf nodig dat beklijft om aan te tonen

Van hoger orde

Wij stammen nog van de koude grond
voorgetrokken kinderen

uit het zingend riet de achtergrond
van voorjaarsstilte bestond
uit kikkerkoren en paddensporen

trokken door het land
grenzeloos ontdaan van enige verlangen
dol gevochten in de drang van de expansiedriften waar veel voeten in aarde stonden
blijven wij onopgelost tot eensgezinswoningen
bunkers van een vrijheidsdroom

geschonden

door vlijmscherpe bladranden van het levenslied verbonden
tot een kasplant zonder onderkomen
dan privacy uit de bangste dromen
een huis geheit op deze weke bodem
die bestaansrecht geeft wij zijn de kinderen van de koude grond nooit voorgetrokken in de tijd dat kasplantjes alleen uit paprika's bestonden rood als tomaten kleur bekenden of kleuren konden met onverholen blikken nog het bladrot van de zuilen verstonden van het dak beroofden dat geen onderkomen bood dat de hemel waar we blikte als houvast met wat we nastonden gejaagd door windbuilen voort gesnelden wolkenvelden

9.5.09

Luister naar het ouder worden

Een veld vol uitgebloeide paardenbloemen
tekent mijn gezicht uit duizenden stelen steken zongericht de plooien
van het witte bloemhoofd door de wind
al eerder kaal geplukt nooit
bewegingloos geroerd door onvermogen
met de vrijheid van de pluis
mee te vliegen in onwetend wederkeren
van het risico dat landen
ook steenslag betreft onmogelijk
voor het kiemen maar de zekerheid

verkies, zoals altijd verkozen,
beworteld verzekerd te zijn
dat kaalgeschoren mij weer
een maaibeurt was overkomen.

4.5.09

Op kamers

Mijn hersen- is geen hartkamer,
toch zou ik willen
dat die twee eens samen
te huur staan voor bewoning.
Gewoon, gestoffeerd voor twee.

Gescheiden samen

Schat ik zit hier
bij jou
terwijl jij daar
mij mist

er zit dan ook
zoveel natuur
tussen ons in
dat ons omringt
dat wij daarin
toch samen zijn

3.5.09

Leven is balanseren
op de pijngrens
van twee werelden
je overschrijdt het
telkens weer met kiezen

2.5.09

luchtspiegeling

Ik droomde mij

Een luchtkasteel, met niet veel meer om het lijf schrok ik mij een deurbel rijk, die wreder mij verstoorde.

De ongehoorde stilte die nu eenmaal bij de nachtrust hoort, werd daardoor overhoop gegooid

Tot een herinnering lag daar mijn hoofd nog in de wolken, krampachtig houvast gevend aan mijn droom die ijlings vervloog in kussen onder - gedoopt
De trouw, het was een uitgemaakte zaak, waarin ik gescheiden bleef steken. Al jaren geleden.

Steen voor steen verdween in dit peilloos diep, dat meer, teveel, waarin ik me schipbreukeling bezong; het water aan de lippen stond hoe vissen drenkeling speelden om mij heen.

Zag ik godshand? Zijn zegeningen? Zijn goedentierenheid, waar ik levenslang om verlegen zat nu alles mij vergeven werd? Of was ik bang? Dat water, al dat water en zijn geest die daar weer over scheerde. Maar goed dat ik niet meer geloofde.

Verbaasd gezonden door de slaap bleek de waarheid ruw verstoord een waterbed, de oceaan het eindeloos gerief om het hart te laten slaan op de toppen van mijn kunnen;

een golfkruin aan weerzijde begrenste dalen, die diepte waarin ik weer uit begon en weer verdronk met hoe bezopen ook: het klonk.

Een laatste blik op wolkenvelden én de laatste snik vol mijmeringen dat de vaste grond me niet meer bond,bestond van waaruit ik was heen gezonden.

Had ik mij, zo te kijk gezet,
maar gamma schuttingen opgetrokken.

In plaats van bèta blokkers toe te dienen. Of me behoed in zekerheden van het alfa dier dat in mij school om af te studeren:

Waar iedere rationaliteit uit weggenomen mij liet zweven op de rijkdom van onwetendheid op zoek naar oorkonden vergankelijk in tijd.

Want die eindeloze lachende latente vergezichten van miskende talenten zetten mij aan het denken. Geen geschikte gedachten komen daaruit voort om de onbegrepen geestverwanten te bevrijden uit de nachten, eerder dan met heerlijke negerinnen om weer te leren beminnen hoe zwart de liefde nog genoten wordt met dromen.

veel meer woorden om van te houden

heeft ze niet
vertrouwt ze toe
om weg te geven
en weet zich

zeker

Er zit een fuut voor me neus

Twee oranjetipjes kunnen er wat van ogenschijnlijk paringsdrang een icarusblauwtje,
zeer onbevangen, verkiest benoemt,
zonder gevangen op naam gebracht te worden koolwitjes in overvloed

op de valreep van vertrek maar
eerst nog even hangen in bedauwd
gras voor het strijklicht binnen

treedt tussen de halmen ik vertrek

met meer dan niets al besef ik
dat sinds gister alles anders is

wanneer de koninginnepages vliegen