dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.

27.9.08

Tijd

schrijdt als sluipmoordenaar
laat geen spoor ongewis
moedeloos en onverricht
te voldoen aan voldongen
feit en men knijpt gewoon
onverhoeds er tussen uit
zoals het met afdruipen
ook vergaat met uitdrogen

25.9.08

Ontstoffen, of beter; afgestoft


>sloof is metafoor voor uitgesloofd, iets dat het gedaan heeft met sloven. De westerse variant van slaven. Wat wij allemaal zijn, vermaterialiseerden, sloven van onze bestaanszekerheden.<


ik ben geen gezicht
zo sprak mij de kleding aan
gedragen tot het er vanaf zag
versleet ik zienderogen

tot er iets aftands uitstak
dit was de tijd die mij dit aandeed
het brak met aanzien
verviel zelfs voor zover verval
gezien kan worden
vanaf een voetstuk

waar ik als standbeeld stond
toen ik daar aanzienlijk versteend
leed rijk aan zelfgenoegzaamheden

maar na de val
ben ik mezelf
onderweg tegen gekomen
gewoon vergankelijk inwezen


los van alle maten en leden
de klei waar ik uit opgetrokken was
een wassen neus waarop ik neerzie
als vlees en bloed weer mens
op neerkijk

vrij vervallen stoffelijk gelijk
overschot tot de draad toe versleten
maar bevrijdt in duizenden armen
die mij omringen met warmtelichamen
lijven die echt beklijven er toe doen
uitstekend ingericht tot geven

24.9.08

Het fijn geluk

droop langzaam af
de boom bood onderkomen
hangend aan de twijgen

doortrokken van zwijgen
hield de drup na regen
stand voor het verdween
naar het scheen vervlucht

zoals het gaat met lucht
oplost dat niet beklijft
in wolken verder ijlt
onbegrepen licht

breekt soms door
dit beeld heen
maar waarheen


-

23.9.08

zo stellig aan deze poort

Ik stel me voor
dat de dood gewoon gaat
als door een poort

waar achterlangs god staat
te wachten en de hemel gloort
als morgenstond stralend
in de mist die deken
van waaruit ik herrijs

herboren voorbij het hek-
werk waar ik bemerk
verrek god is dood

ik leef alleen vanmorgen
in dit paradijs en oogst
radijs met vroege kool

sluit de poort het stalen hek
waarop verboden toegang staat
godszijdank geldt dat niet
voor mij die hier de vruchten
beproef van goed en kwaad

het staat niet te lezen dat vluchten
goed gaat in dit oord waar woord
voor woord de geest rondwaart
gekleed in lichtharpen van satijn

fijntjes ontbloot voor dit oog
dat nadert en vertrekt
met muilperen om af te leren
dat eeuwigheid slechts tijdelijk
is


Posted by Picasa

21.9.08

dit is allemaal opvallend licht

Kijk daar valt tegen beter in
niet mee te leven
dus maak je er een potje van
wat ook nog kan breken
maar je weet het zeker
ook dat valt niet mee te nemen.

als er maar over gesproken wordt

het zou handiger zijn postuum te leven
ze kunnen je nog eens uit gaan geven
wat bij leven een hals bleek blijkt wijlen
in kostuum eenvoudiger uit te geven

wie kommert er nog om de patent
zo hij er al uitzag zeker niet als vent
wat hem onmogelijk maakte
maar nu hij naliet valt het in de smaakt

geen goed woord of het wordt gesproken
je ziet geen spoken bij een lijk het lijkt
ook net een sprookje na het leven
een naam die wereldberoemd

van hand tot hand wordt nagewezen
ja bij 't leven gans onbekend
gelukkig is de dood op tijd in getreden
anders had ik het ook gemist en meer

dan wat hij onder de leden had ook
zijn schrijven viel dan wellicht tegen
en tegen beter weten in denk je
verrek ik ben toch opgegeven

Een stilleven lang

alsof de tijd, wat uitgeblust
de storm weerstaat herfstglans
het leven laat afhangen van laagstaand licht

de laatste lijsterbes verzet zich
tegen langgolflengterig licht
alles is tegen rankende winde
al meer op sterven na dood

langzaam sijpelt al het groen weg
bloedt felrood dood in avondschemer
wat je in de kouwe kleren gaat zitten

nietsdoend gelijk bonenstaken in staking
van de draagtijd thans werkloos rusten
tegen de tijd en tegen 't rot op stelten

daartussen steken zonnebloemen de kop op
of laten het afhangen van de roest
die het puike leven verandert

in verlaten zitjes op het terras met lege petflessen
een verlate vlinderslag komt over vliegen
voor de schrik en het contrast op herfstasters
dus om wat er rest wanneer dit stukje najaar intreedt

schoorvoetend paars op de trede van het tuinfeest
van de rottende delen een dorpel van een in één
stortend gevaarte waarin de vergankelijk is vastgelegd

alvorens de laatste vruchten vallen
het schikt daarna om nog een vraag
te stellen voor zover die rijzen kan
of nadien bestaat danwel hiernamaals

of verval blijft steken in de naden en kieren
te luister gezet naar weleer
ontplooien dan weer siert

17.9.08

Maagdelijk, maar baarlijk onzinnig

Zo pril de eeuwen slijten aan je voeten
met jonge duinen als meisjeborsten
aangelegen om te zwelgen tegen de zeereep
waar leven domweg wegebt in vrouwenpolder

schepen achter je verbranden gaat hier ook
zonder schelpen tegen je oren hoor water
dat ook de zondvloed vertegenwoordigde
maar nu kalm tussen je tenen speelt

ik trek altijd aan het kortste eind
maar dat is nu even een versje later
nu sijpelt tijd en spijbel ik eventjes
daar is geen bijbel voor node

16.9.08

omdat het allemaal zo nauw steekt

weet u wat mij samen bindt
als ik dat nu eens gevat
mag stellen dat is in de regel
geen speld die je kunt horen
vallen want die was er al
ondertussen in gaan zitten

ja, die hooiberg stak in vuur
vlam en daar is zoveel hoop
ook met tegenzitten mee verloren


15.9.08

uit zicht


ik sprak laatst iemand
tegen die mij aansprak
hij vertelde mij dat
ie wel wou sterven

ik grapte nog dat
doen wij allemaal
struikelde bijna
over me woorden

even later
toen ik omkeek
omdat ik wat hoorde
brak de stilte
doodgewoon uit
_____
alles bleek gewoon tegenlicht
oogverblindend achterhaalde ik
de waarheid die voortschreed

ik heb de ramen er nogeens bijgelapt
om de helderheid te verkrijgen
die ik genoot
maar het bood
mij geen gezicht wat in de weg zit
bleef gewoonweg zitten en om
te verhalen werd het overreden.

13.9.08

veld en wegen

wikke ook

alles leeft hier
met mij mee

er lag een valreep
aan ten grondslag

waterpas zo als je slootjes ziet
recht toe recht aan gewoon
doorsneden kruinen riet

scheerlings ging daar rakelings
een bolgewas met rasse schreden
iets boven zijn eigen haargrens uit

killer is met wat gevogel ook te horen
de huid krimpt strakker in het pak
vreemd dat kippenvel lijkt beven

ergens alleen maar zijn valt mee
overal is om je heen nog waar te nemen
groen pril en wijd open doorlopen
met rode ogen van opkomend licht

die zon toch en dat na regen
ik raak verlegen van haar zijn

gemeenplaats

Wij hadden iets gemeen
Waar mee we uitkeken
Gebeiteld stonden
Bewaarplaats werden
En af en toe
Eens iemand
Bij stil stond

Eindelijk eens
Iets om je hart bij op te halen
Gewoon voorbij gaan
Dat gaat nooit meer

12.9.08

in herinnering

in eens doet zwijgen er weer toe
zoals je stomgeslagen inziet
dat alles eindigt waar je ook begint
begon het ook met lezen

een zweeuw die meeuwen aanzag
voor niets dan vogels hoog en te over
als relaties op de vlucht bij overbruggen
dijken ook waar achter verschuilen
veilig was maar even en niets meer bood
ook niets om voor te leven ach kinderschare
waarom wordt het later toch voor iedereen

waar de stilte uitbrak keek ik even om
schrok op zag om dat iets kapot, gebroken,
al bijna ongeneeslijk leefde

10.9.08

zo vervuld was ik nooit geraakt

getroffen als ik was
met hebben raakte ik
tot aan de morgenstond voldongen
onbegrijpelijk verlicht

4.9.08

Wouw, op gevoel


handreiking natuurlijk ontstaan
zonder omhaal een gebaar

ik haalde het in mijn hoofd
plukte, nee sneed de smeekbede
uit het wild dat bijster bleef









gemeenplaats voor afdankers
daar oogst men troost gewoon
een eenvoudig handgebaar

1.9.08

verheven


ik loop hier door een populierenwoud
van luttele weken oud al te waar zij ook
hechtte als ouderen aan structuur
die legde dit al eerder in jarenringen vast

het gaat snel dit jaar waar zaad verschijnt
en naar het licht neigt met het vallen
voor de jaargetijden gesneuveld weer

als aanmaakhout opent zich een schaduwbeeld
dat meer helderheid geeft voor daglichtkiemers
op het oog ontvouwt zich dan weer een wonder