je taal stond
vol kruisen
en mollen
gekluisterd aan een oorlel
spande zich de stembanden in
gehoorgevend aan de oproep
aan mijn stil voorbijgaand gemoed
een drang onder lichte druk
met nog wat spanning en de sisser
waar het op uit liep
nog wat oproept nu gelaten
een aftocht op de oproep
iets dat onherroepelijk doet wegsterven
hetgeen moet naar de gehoorgrens toe
het ogenschijnlijk dat zinnespelend niets