dit is stil gezet; ik was wat uitgesproken.
22.3.06
Geel
in eengedoken twee
de blinde muur biedt hoop
en uitzicht als tijdsverblijf
alles is bagage als vaste last
hun inkomen bestaat uit dromen
verder staren dan morgen
is niet van pas
de peuk bevend ter hand
en gespreksstof slechts
overleven
even zon in het gezicht
laat ze bewegen
geld geteld om uit te geven
stilaan is de nachtvorst
gister en vandaag
de supermarkt even
11.3.06
Lens
Loepzuiver ben ik
in ogenschouw genomen
voor de draad er mee
dat deed ter zake
tot op de graat mijn huid
bekeken aderlating
haarfijn uitgeplozen
lichtte zij mij
er uit
goed beschouwd
op zij gezet
Xylotroop
het xyloliet liet het nog zien
de hardheid die je ziet
versteende hart het hout
het is sterk in zachte zin
gevat onder druk gezet
de dood aantoonbaar
van de wijs gebracht
met lytops als levend bewijs
9.3.06
Staccato, een vreemde vriend
door teveel aan bladeren
speelt de drukte hardhandig
een geruchte stroom op gang gebracht
onrust is zijn reisgenoot
strak in het pak gezette carrière
succes leest uit zijn mooie kapsel
zijn oogt eerder nog vertrouwt
over de steppe ‘t malse gras getrokken
steden deden onze ogen openen
nachtelijk mijmeren in een schoot
gebrand volwassen vreemd
hij spaart tijd uit in ons treffen
dagen slenteren kort voor ons weten
het bladeren heeft zijn tol geëist
het eindpunt is voor mij halverwege
hij reisde zo als gewoonlijk verder
sneller naar zijn hand gezet
de ordeportefeuille leert glansrijk
2.3.06
Op de T
verder licht gekleed
al was het ook een koude golf
dit doorwinterend bezoek
ik sprak nog ja dat is van later
zorg laten wij de thee aandoen
het zwart geeft een sterk contrast
nu de tuin prima ruim is opgemaakt in ’t wit
een gammel hekwerk sluit op het groene gaas
aan om de kater de weg te wijzen
langs d’r achterzijde zwerft het hemelsblauw
met als decor de puinhoop van de buren
haar betonnen kop toont zorgelijk sneeuw
een bokken pruik waar een model mee zit
ze schamperde dan ook
dat deze dwaze vertoning goed
past bij mijn woning waarop ik weer
duidde dat op iets bijna niets
rijmt en dat stemde haar
die eerder al het woord had
weer tevree als evenbeeld
1.3.06
Contrastvloeistoffen

ze hangt
aan zijden draden om mijn wereld heen
verweven tussen weten en voelen gesponnen
beweert zij zwijgend een levenslang verlangen
als huid zo strak gespannen
zijn
de vangst
in hoop en angst een verleden gelijk
uitgebouwd tot lichaam om haar heen
het ligt in vlees gebed haar wel te zijn
het behagen in de
taal
uitgedrukt
de resten as dit smeulend rookgordijn
van omhullend kleuren grijs getint glas
kringsporen van d’r zinnen spellen
behoedzaam woorden
overwegend
als liefde
gelijk een héél klein liedje van vier woordjes
kan haar leven met alles delen dat zij bezit
gewoon heb je lief een schat zonder omhaal
bewaren daarvoor niet er voor of na
minnend
aanverwant
treft het samen gesmolten één geheel
van lijf en leden voortschrijdend weten
gemeten met haar maten en weer vergeten
last tijden gewassen haar gesponnen
aandeel